diept in aangebracht. Hiernaast bevond zich nog een dubbele bedstede, ge scheiden door een houten wand. In de kamer beddendeuren, evenzo in de aanbouw (keuken). Aan de westkant was in het portaal de buitendeur (twee halve deuren met ruitje) dan een deur naar de keuken. Aan dezelfde kant als de buitendeur twee schuiframen ieder met zes ruiten. Over de gehele lengte een brede dichte vensterbank met deurtjes en kastplank voor opbergruimte. Aan de zuidzijde was onder de topgevel een houten uitbouw van 40 cm. diepte en een buiten opgetrokken schoorsteen ter linkerzijde. Rechts achter twee kasten: een pottenkast en een hangkast. Hierin was een gedeelte van de regenwaterput ingebouwd. In de nis van de schoorsteen stond een ko- lenfornuis. Aan de oostkant twee houten tafeltjes. Eén daarvan was be stemd voor het één- en drie-pits petroleumstel. Het andere voor twee gas komforen met dubbel gaskraantje aan de muur. Stromend water was er niet. Er stonden een emmer regenwater en een emaille waterkan; een geel stenen waterfilter waarin bovenop grint, dan zand zat. Hiermee kon het regenwater worden gezuiverd. Onderaan zat een kraantje om het water af te tappen. Op gezette tijden moest het geheel ge reinigd worden. In elk vertrek was gasverlichting. Een kale zolder met aan de noordkant een stolpraamkozijn met vier ruiten. Op de vliering van de woning was een raampje met twee ruitjes uit het midden in de voorgevel. Op het zuiden een raampje met vier ruitjes, aan de kant van de steeg een grote plankendeur. De zolder van de aanbouw lag een halve meter lager dan de zolder van het voorhuis. In de topgevel van de aanbouw bevond zich een raam met zes ruitjes. Aan weerskanten van de eerste dakbalk, zowel van het voorhuis als de aanbouw, zaten houten nokken (vergelijkbaar met bepaalde kapstokhaken). Achter de regenwaterput stond een grote houten schuur zonder dakhout, zodat je van binnen rechtstreeks tegen het pannendak aankeek. Aan de westkant was een dubbele deur. Aan de zuidzijde een ruif voor hooi, want er stond een paard (ket); verder waren er een kettenkar en een hondenkar gestald. Hiermee werd in de omgeving vlees rondgebracht van slagerij A.J. Deckwitz. Later ging het met de transportfiets met een grote vleesmand voorop. Eén raampje met zes ruitjes boven de deur rechts van de ruif. De gier en het schrobwater liepen via een gootje in een ingegraven groot vat zonder bodem. Achter deze schuur stond een plee met een zinken emmer, die regelmatig in de haven werd geledigd. In een vorstperiode gaf dit moei lijkheden. Oude kranten werden aan velletjes gesneden en in een houten bakje op handbereik gedaan. Zo woonde men in de jaren 20 van de 20e eeuw. 87

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Een Nieuwe Chronyke van het Schermereiland - Graft-de Rijp en Schermer | 1999 | | pagina 5