Bij de droogmaking van de Schermeer heeft men twee polderhuizen met bijbehorende timmerwerven gebouwd, één in de Zuid en één in de Noord-Schermer. Op deze steun punten werd namelijk het onderhoud aan de molens verricht. Omdat er in die tijd ook nog wel eens een molen in de brand ging, had men zelfs altijd een molen in voorraad klaar liggen. Het polderhuis bij Schermerhorn is nog overgebleven en in de oorspronkelijke staat gehouden. (fotoFokke Bakker) gende: "De Timmerbaas Gerrit Boldewijn had zich voorzien van onder staand vers. doch toen hij met zijn collega Pieter Kuijper en den adjunct timmerbaas Jacob Kuijper onder het nageregt werd binnengelaten, om hun ne hulde toe te brengen, was hij zoodanig onthutst dat hij het vers niet durfde voordragen, maar hetzelve ongelezen onder zich hield, doch des Zondags na het feest bragt hij dit stuk bij den Secretaris, waardoor hetzelve mede ter kennisse van het Dijkscollegie is gekomen". Het luidde als volgt: Komt vrienden aan den disch, Nu laat ons nu eens frisch, Het heuglijk eeuwfeest vieren. Wat eerst een waterland, Door kunst zoo kwam tot stand, Nu kan men zegen vieren. 92 H genh

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Een Nieuwe Chronyke van het Schermereiland - Graft-de Rijp en Schermer | 1999 | | pagina 10