Cor Bommer. 1907-1998.
Telg uit een oud molenaarsgeslacht.
Zowel zijn vader als zijn grootvader
waren watermolenaar. Hij kwam op 15
jarige leeftijd naar de 19e-eeuwse
droogmakerij Graftermeerpolder
Zijn vader Piet Bommer werd daar de
laatste molenaar en tevens machinist
(1922-1942). Cor volgde hem op en werd
toen tot 1987 de laatste machine-drijver.
In zijn boekje over de Graftermeer
polder beschrijft Leo den Engelse een deel
van de werkzaamheden van die tijd, te
weten:
"Op de as van de elektromotor en op
die van de centrifugaalpomp zaten elk 2
vetpotten die om de 4 uur aangedraaid
moesten worden om te voorkomen dat de
assen droogliepen. Machinedrijver Cor Bommer vertelde mij dat hem dit
nooit is overkomen, maar hij moest wel om 2 uur 's nachts en om 6 uur 's
morgens zijn bed uit om dat karweitje te klaren".
Ome Cor verschafte mij veel informatie over de families Bommer -
Stoop, die onder Schagen vandaan kwamen. Wij gingen daarom ook
weieens met zijn 2 - en er op uit.(Om de Noord). Dat waren altijd leuke en
nuttige tripjes. Zelf fietste hij tot op hoge leeftijd in de richting van zijn
geboortegrond, want hij kon het Westfries en de samenleving op het
platteland niet vergeten. Zodoende had hij vele uitdrukkingen en gezegdes
uit die tijd.
Deze zijn verzameld door zijn kleindochter Mirjam Bommer die veel
jaren met haar opa heeft doorgebracht.
Hierna volgen wat gezegdes van hem:
- Er begint een mol te wroeten
- Menigeen in het land
beschouwt een mug als olifant.
Maar wat het aller akeligst is,
al sla je ernaar, dan sla je altijd mis.
- Een bril met goed geslepen glas verlicht een zwak gezicht.
Maar door deze bril wordt zelfs een blinde man verlicht.
- Horen zeggen liegt graag.
126