I "Natuurlijk was het klokgelui niet van de lucht. De Rijper spuiten waren ouderwetsch en in slechte conditie. Ook de orde liet alles te wenschen over. Toen de spuiten waren opgesteld, klonk het geroep om jenever boven alles uit. Het Transvaalsche volkslied "De Boeren hebben 't overwonnen" daverde door de lucht en telkens ging een luid gejuich op als een nieuw pand werd aangetast, of dak of muur met donderend geraas ineenstortte, een verblindenden vonkenregen over het dorp verspreidende. Het was een ergerlijk gezicht mannen te zien rondwaggelen in het holst van den nacht door de jenever. Men hoorde kreten als "We verd... het, als we geen borrel krijgen", of "Doe het zelf maar!" We zagen pijpleiders inplaats van op de vlammen de heiningen uit den grond spuiten." De redacteur van het plaatselijk blad voegt dan aan dit verhaal de beschouwing toe: "Maar thans kunnen we opmerken, dat èn de menschen èn het materiaal zeker in heel wat beter staat zijn dan 25 jaar geleden." Daarmee geeft hij het gevoelen weer van allen met wie ik over deze verhoudingen sprak.' Ook het hieronder volgende uittreksel uit de door K. Steensma te Purmerend uitgegeven Nieuwe Purmerender Courant van Donderdag 2 Augustus 1900 laat zich weinig lovend over de Rijper brandweer uit. De daar genoemde datum van 28 juli 1900 zal de juiste wel zijn, omdat de brand toen net had gewoed. MIDDEN BEEMSTER - We lagen Zaterdagnacht reeds in den dommel, toen het bericht kwam, dat in het naburig dorp De Rijp brand was, en assistentie werd gevraagd van de spuitgasten alhier, daar het een vreeselijke toestand was, die ernstige gevolgen kon hebben, als er niet spoedig hulp kwam opdagen. Zij, die reeds in zoeten rust waren werden gewekt door het klokgelui, dat in de nacht al een angstig effect maakt, en door het schelle brandgeroep. In minder dan een half uur was de spuit ter plaatse en bewees spoedig uitstekende diensten om de vuurzee te stuiten in haar boosheid. Want ware er een flinke bries geweest, zeker zou er meer zijn gebeurd en de spuitgasten machteloos hebben gestaan. De verbrande percelen waren de broodbakkerij van de heer Koppen, woonhuis en pakhuis van de heer Jb. Appel, het café "Cambrinus" van de heer P. de Jong en de banketbakkerij van de heer Sparnaaij. Wij gingen in dien nacht natuurlijk met ernst naar de plaats des onheils, daar het nood was, zooals men ons verteld had, maar wat werden we bekoeld, toen wij daar aan kwamen. We werden begroet met "De Boeren hebben het overwonnen", 't Transvaalsche volkslied etc. Het had meer van een kermis dan van een brand, of laten we liever zeggen een feest der wilden, die, opgewekt door "vuurwater, rond dansen om hun vreugdevuren. Het was een ergerlijk gezicht, mannen te zien rondwaggelen in het holst van de nacht, door de "jenever". Foei, zo iets moet verdwijnen! Slecht was ook de organisatie en discipline was er in 't geheel niet. Hier hoorde men: "Wij verdn het als we geen borrel krijgen"of "doe het zelf maar!". Een der pijpleiders stond inplaats in de brand te spuiten, een heg te besproeien, die in de nabijheid stond. De kwaliteit der spuiten van De Rijp blonk ook niet uit, we gelooven, dat een dienstbode met de glazenspuit ze spoedig beschaamd zou maken. We raden de autoriteiten aan daarin te voorzien, daar zij, naar 't schijnt, nog al een eens te pas komen." Ajb. Reet, paric Bosc twee Bors panc oude Zou als o glori (OH\ 1567 Ol zi b< w vc fo M m fo in pc is pa or w; ee ui Ab on Le aa Wc 120

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Een Nieuwe Chronyke van het Schermereiland - Graft-de Rijp en Schermer | 1998 | | pagina 20