klok tikte veel harder dan overdag en het was alsof er 's nachts dingen
gebeurden met de tafel, de stoelen en alles, wat er in de kamer was, die
zeer geheim waren en van het gewone afweken, maar waar de mensen
buiten dienden te blijven. Het voelde aan alsof alles zich inhield, behalve
de klok, die geen kans had gezien om bijtijds weer gewoon te gaan tikken.
En dat opeens, zo midden in de nacht, de kerkklokken luid begonnen
te galmen over de bevroren en besneeuwde wereld, was ook een
eigenaardige gewaarwording. Vader en moeder waren stiller dan anders.
Natuurlijk om de kleintjes niet wakker te maken, maar toch ook omdat het
ook voor hen een bijzondere nacht was, en net zoals altijd moesten we
wachten op moeder, die het laatste klaar was en toch maar een andere
hoed had opgezet dan die ze eerst genomen had.
Buiten hoorde je voetstappen knerpend in de sneeuw van mensen, die
al op weg naar de kerk waren. Gelukkig, dat we daar een vaste plaats
hadden, want anders kon je opgejaagd worden en dat moest geen pretje
zijn. Vader drentelde tenminste al ongeduldig op en neer en zei tegen
moeder, dat ze op moest schieten omdat hij er zo'n hekel aan had om
andere mensen op te jagen.
Eindelijk was het zo ver, dat we konden gaan. 'Het was bitter koud',
zoals vader altijd zei, maar er loeide geen stormwind bij, zoals ook wel
eens gebeurd scheen te zijn. Nee, het was overal stil, behalve de
kerkklokken, die gingen maar door, en de sterren leken ook veel groter
dan anders.
Vader zette er flink de pas in, zodat we heel wat kerkgangers
inhaalden, van wie je niet eens kon zien wie het waren, zodat je iedereen
maar 'gemorgen' zei. Zo kwamen we bij de kerk en de eerste aanblik gaf al
de beste verwachtingen. Er was een zee van licht. De mensen dromden
naar binnen. Het altaar was prachtig versierd en zoals andere jaren stond
de grote kerststal er weer met echt stro erin, herders en schapen
eromheen; Maria, Jozef en het Kindje, die allemaal veel echter leken dan
in het stalletje onder de kerstboom bij ons thuis. Met een engel erboven,
die echt leek te zweven. En met op een tafeltje voor de kerststal de
knik-engel. Het bijzondere daarvan was, dat deze met het hoofd kon
knikken als je een geldstukje in de gleuf door zijn rug stopte.
We waren zeker een half uur te vroeg, maar het was maar goed, dat
vader het er niet op aan had laten komen, want een hoop banken waren al
vol en het werd al voller en voller. Het duurde dan ook niet lang meer of
in de bank voor ons werd een vrouw opgejaagd door een andere vrouw,
die bij het begin van de bank was blijven staan en naar haar had gewezen
en met de vinger had beduid, dat ze eraf moest komen.
Ik had te doen met het opgejaagde mens en stelde me voor wat het
moest zijn om zo als een vogel van zijn nest verdreven te worden,
112