elkaar. Ze spraken af dat de dominee afwisselend tien jaar in de ene en
dan tien jaar in de andere plaats zou wonen."01 Dat zou dus gelden voor
Grasmeer en zijn opvolgers. Steeds zou er een verhuizing moeten plaats
vinden in 1654, 1664 enzovoorts.
Zover is het niet gekomen. Heel gauw rees namelijk een tweede
probleem. Dominee Grasmeer was als vrijgezel de pastorie ingegaan. De
meeste predikanten waren getrouwd, maar in dit geval viel dat niet te
verwachten, want Graftdijk was Grasmeers eerste gemeente, en
huwelijken van studenten waren toen nog zeer zeldzaam. Wel trouwden ze
dan meestal spoedig na hun bevestiging in de ambtelijke dienst, zoals ook
met Grasmeer het geval geweest is. Het leek dat hij een goede keus
gedaan had, want de bruid kwam zelf uit een pastorie. Ze was de dochter
van dominee Johannes Megapolensis, die enkele gemeenten in Noord-
Holland had bediend, en in 1642 was vertrokken naar Amerika. De jonge
Hillegonda, in de wandeling Yda genoemd, was dus in een
predikantenhuishouden opgegroeid temidden van de Noordhollanders, en
leek dus bijzonder geschikt voor haar nieuwe taak.
Misschien was ze dat ook, of had ze het kunnen worden, maar ze was
in elk geval nog erg jong. Ze was waarschijnlijk geboren in 1628,"" en
moest dus als meisje van achttien of negentien jaar de waardigheid van
het predikambt helpen hooghouden. Dat is niet gegaan zoals de twee het
op de bruiloftsdag beloofd hebben. Het huwelijksgeluk kan nauwelijks
langer geduurd hebben dan de wittebroodsweken. Mijn eerste
kennismaking met Yda Joosten, huisvrouw van Wilhelmus Grasmeer, heeft
plaats gevonden toen ik op het rijksarchief in Haarlem de stukken
doornam van de rechtbank van het baljuwschap vergelijkbaar met wat
wij nu de arrondissementsrechtbank zouden noemen. Daar moest zij zich
op 29 november 1647 verantwoorden, omdat zij haar man beschuldigd
had van niets minder dan overspel. De partner in het kwaad zou dan Trijn
Simons geweest zijn, echtgenote van de schoolmeester Jelle Jacobsz. te
Westgraftdijk.
Die Jelle Jacobsz. was niet de eerste de beste. Hij had toen al meer dan
twintig jaar zijn school geleid, en was een algemeen geacht ingezetene,
een man met status, niet onbemiddeld, en ouderling in de gereformeerde
kerk van Westgraftdijk.112' Zijn vrouw moet wel een stuk jonger geweest
zijn dan hij om in aanmerking te komen als medeplichtige in een zaak van
overspel met de jeugdige dominee, en misschien is dat leeftijdsverschil er
schuld aan, dat zij in opspraak kwam. Maar personen van deze rang
namen in een kleine gemeenschap wel een groot risico, als ze het minder
nauw namen met de huwelijkstrouw Overspel was in de banne van Graft
47