11
Mijn jeugclj aren in De Rijp
Mijn vader, Kees Dekker, was geboren in "de Hut", bij Driehuizen. Mijn
moeder, Klaasje Blokker, was geboren in Oost-Graftdijk. Zij was echter geen
familie van de muzikale "Blokkertjes", die in hun tijd dansmuziek verzorgden.
Vader "vond" mijn moeder, zoals hij placht te vertellen, bij de familie Beets
aan de Krom. Zij kregen verkering en trouwden op 29 februari 1908. Een
schrikkeljaar dus. Vier jaar later, dus weer een schrikkeljaar, verloor hij haar
(november 1912). Intussen was ik geboren 10 januari 1910.
In de herfst van 1912 werd eerst vader ernstig ziek, met alle dagen hoge
koorts. Daarna kreeg ook moeder zulke hoge koortsen, met het noodlottige
gevolg. Zij waren patiënten van dokter Hornstra, destijds de nieuwe huisarts
in De Rijp, die het hier heel moeilijk heeft gehad door tegenwerking, zoals
ook in het boek van Herman Meddens ("Het Beste Dorp") staat vermeld.
Dokter Hornstra heeft voor mijn moeder gedaan wat hij kon. Zelfs bloed van
haar opgestuurd naar het laboratorium in Utrecht voor onderzoek. Helaas,
moeder overleed.
Vader was, door de ziekte, erg verzwakt en niet bij machte alleen zijn
melkzaakje te runnen, wat hij was begonnen na zijn trouwen. We woonden
toen in de Kerkstraat, in het huis waar Vok Rijswijk nog heeft gewoond. Daar
was een grote kelder in, waar de melk werd bewaard.
Vader en moeder hadden eerst, van februari tot mei 1908, gewoond in het
huis waar nu slager Hop zijn bedrijf heeft. Dat pand was voordien smederij
geweest. In mei kocht vader het melkzaakje van de weduwe Jb.Smit, maar na
moeder's overlijden kon hij dat niet voortzetten.
Hij moest tweemaal per dag venten en ook 's zondagsmorgens. Van sanering
had men nog nooit gehoord; je moest van het ene eind naar het andere eind
van De Rijp om je klanten te bedienen en die hadden graag 's morgens voor
tien uur de melk in huis. Melk die overbleef kon je niet naar de fabriek
brengen. Er moest thuis kaas van gemaakt worden. Als vader aan het eind van
de week uitrekende wat hij had verdiend, bleek dat op 8 uit te komen. Dat
was geen salaris om er, na moeder's dood, een hulp voor te kunnen nemen.
De zaak werd verkocht aan Siem Vertuin.
Vader trok met mij - ik was toen 2 jaar - weer in bij zijn ouders op het
Zuideinde, destijds nummer 342. Grootmoeder Dekker was toen al 60 jaar.
Ze had 10 kinderen gehad, van wie er vier al jong waren overleden. Ze had
nog een ongetrouwde dochter thuis, die verstandelijk gehandicapt was. Die in
1916 overleden. Grootvader Dekker kon wegens bronchitis vaak niet werken.
Vanwege zijn benauwdheden sliep hij in een ander bedstee als grootmoeder.
Dus ik kwam bij haar in de bedstee.