Maatschappij tot bevordering van post en
telegrafie
50
In vroeger tijden was het postwezen een particuliere aangelegenheid. Boden te
voet of koeriers te paard brachten de brieven op hun bestemming; de
portokosten werden bij de geadresseerde verrekend.
Postwagens vervoerden vooral reizigers en goederen, maar ook wel brieven.
Het woord "post" duidt daarbij op de vaste plaatsen langs de postweg waar
van paarden werd gewisseld.
De eerste postwet in ons koninkrijk is van 1850. Het brievenvervoer werd
staatsmonopolie en voor aangetekende stukken was de staat aansprakelijk. De
posttarieven waren niet alleen afhankelijk van het gewicht, maar ook van de
afstand in Nederlandse mijlen. In 1852 kwamen de eerste postzegels uit, maar
het verplichte gebruik daarvan werd pas in 1879 ingevoerd.
Omstreeks 1850 maakte Nederland kennis met de uitvinding van Samuel
Morse, de telegraaf. De eerste elektromagnetische telegraafverbindingen
waren die tussen Amsterdam en Den Helder en van Rotterdam naar
Brouwershaven. Pas tegen het einde van de 19e eeuw deed de telefoon zijn
intrede in ons land.
De Postillon van Alkmaar naar Hoorn v.v.
Brieven voor De Rijp en Graft werden vanouds door de gemeentebode
afgehaald uit Schermerhorn, waar de postrijder die het traject Alkmaar-Hoorn
vice versa dagelijks verzorgde, de post voor aanliggende dorpen afgaf.
In 1850 werden de burgemeesters ervan op de hoogte gebracht dat deze postrit
zou worden vervroegd en verlegd. Reeds om 4 uur 's morgens kwam voortaan
de postwagen aan in Rustenburg, ging dan via Obdam naar Hoorn en
passeerde op zijn retour om half zes in de avond wederom Rustenburg. Uit
Hoorn kwam dan ook de post mee die uit Amsterdam was aangeleverd.
De Inspecteur der Posterijen was niet zo blij met de Rijper gemeentebode. Hij
zag liever een aparte bode, die voor Ursem, Schermerhorn, Graft en De Rijp
de dagelijkse verbinding in stand hield. Deze zou aangesteld kunnen worden
tegen een jaarloon van maximaal 100,-- per uur gaans. Voor deze bodeloop
zouden dan bestelhuizen worden aangewezen.
Een kantoor in de gemeente
In 1860 richtten B W van De Rijp een adres aan Z.M. de Koning met het
verzoek in de gemeente een eigen postkantoor te mogen vestigen. Op dit
schrijven kwam een antwoord van de minister van financiën, waaruit bleek
dat De Rijp voorlopig nog niet aan zo'n voorziening hoefde te denken. Wel
wilde Zijne Excellentie een betere dienst op Purmerend bevorderen.
Purmerend verheugde zich in die jaren ook al over een Rijkstelegraafkantoor.
Enkele ingezetenen van Purmerend, Edam en De Rijp verzochten de minister
in 1 862 de diensturen daarvan verder uit te breiden. Daar kon zonder bezwaar