63
In de gemeentearts-aanstelling werden de artsen in principe belast met de
armenpraktijk en de doodschouw, waarvoor een vast jaargeld betaald werd
door de gemeente Oterleek. Daaraan werd dan vaak nog een klein bedrag
toegevoegd voor de medicijnen, die aan deze armen werden voorgeschreven.
Het verdere inkomen van de artsen bestond naar alle waarschijnlijkheid uit
gelden, die naar vermogen werden betaald voor verleende diensten. Ook
betaling in natura is niet denkbeeldig in een periode, die in elk geval nog geen
ziekenfonds kende.
Wat hadden de gemeenteartsen in hun mars? In het in 1994 verschenen
zeventiende Jaarboekje van de Stichting Werkgroep Oud-Castricum wordt de
gezondheidszorg in Castricum bijzonder aardig beschreven en daar vallen
termen als chirurgijn en heelmeester. Men is dan snel geneigd te denken aan
scherpe messen en amputatiezagen. Het is bekend, dat de tegenwoordige
algemeen chirurg van origine is voortgekomen uit het babiersgilde. Wie in het
verklarend woordenboek van de Nederlandse taal het woord chirurgijn
opzoekt, treft er de vroeger geldende betekenissen van scheepsdokter en
plattelandsgeneesheer aan. Laat ik mogen stellen, dat alle artsen in de
Schermer vanaf 1875 in wezen plattelands-geneesheren zijn geweest en
vandaag ook nog zijn.
Toch zijn de werkzaamheden in zijn praktijk in de loop der tijden flink
veranderd. Een arts krijgt met het behalen van het artsenexamen de
mogelijkheid om naar beste weten en kunnen heelkundige en verloskundige
handelingen te verrichten. Menige arts beschikte dan ook over een
praktijkruimte, waar kleine chirurgische ingrepen konden plaatsvinden, zoals
het hechten van wonden of het trekken van een pijnlijke kies. Chirurgijns
deden dit ook, maar zonder geneeskunde gestudeerd te hebben!
Aan de verloskundige kant bestond de mogelijkheid tot het doen van
bijvoorbeeld tangverlossingen in al hun gradaties. Heden ten dage vinden
dergelijke verrichtingen meestal plaats in centra en door medisch specialisten.
Een eeuw geleden echter moest de plattelandsarts veel meer improviseren en
zien dat hij het probleem rond een patiënt zelf tot een goed einde bracht. In
onze moderne gezondheidszorg kan veel gemakkelijker om een specialistisch
advies worden gevraagd. Begrijp mij goed: de plattelandsarts van
tegenwoordig is een prima hulpverlener, maar doet dit op een geheel andere
manier dan zijn collega rond 1875. Ik ben dan ook van mening, dat een
chirurgijn toch meer een voorloper van de algemeen chirurg is, terwijl een
plattelandsgeneesheer de huisarts was en is. In het eerder genoemde
Castricum heeft er ook wel een verschil bestaan tussen de chirurgijns en
heelmeesters enerzijds en de huisartsen anderzijds. In het Streekarchief te
Alkmaar is over de chirurgijns en heelmeesters in de Schermer echter niets te
vinden. Er zijn wel soms fraaie stukjes, vaak handgeschreven correspondentie
terug te vinden betreffende aanstellingen, aanbevelingen, perioden van
afwezigheid en de waarneming door anderen.
Van de voornoemde artsen volgt hier nog een aantal gegevens.