zagen echter nog voldoende toekomstperspectief in de wal
visvaart en schaften zich een ander schip aan dat dezelf
de naam "'t Land van Beloften" kreeg. Ook hun vertrouwen
in Dirk Pronk bleek groot genoeg te zijn, want hij
kreeg weer het commando over het schip en vertrok reeds
in 1792 weer naar de Poolwateren. In 1794 komen we én
dit schip én de familie Boon als walvisreders voor het
laatst tegen.
De twee overige walvisvaarders zullen tot het einde toe
de gevaren van de Noordelijke IJszee trotseren. Het was
overmacht die hen in 1798 uit de vart haalde en daarmee
de Rijper walvisvaart de doodsteek gaf. De Franse inval
in 1795 en de bezetting daarna bracht ons land feitelijk
ook in oorlog met onze grootste concurrent, Engeland.
Bevreesd voor een aanval van de Engelse marine werd dan
ook in dat jaar een uitvaartverbod voor o.a. de walvis
vaart afgekondigd. De Hollandse walvisrederijen wensten
zich echter niet zonder slag of stoot over te geven en
pasten in de daaropvolgende jaren dezelfde tactiek van
schijnverkoop toe als sommigen onder hen deden in de
jaren '81 en '82 tijdens de 4e Engelse oorlog: de sche
pen werden uitsluitend administratief op naam van
buitenlandse - vooral Pruisische - rederijen gezet.
Zo voeren dan ook in de jaren '96 en '97 verschil
lende Groenlandvaarders onder neutrale vlag de Neder
landse havens uit, zonder door Engelse oorlogsschepen
te zijn lastiggevallen. In het daaropvolgend jaar echter
voltrok zich de ramp, die een einde maakte aan de Rijper
walvisvaart. Van de 31 uitgevaren walvisvaarders werden
er in 1798 maar liefst 29 door de Engelse vloot onder
schept en opgebracht naar Yarmouth. Daaronder behoor
den ook de twee laatste Rijper walvisvaardersde
"Weltevreden" van rederij Aldert IJsbrandsz. de Wit,
met als commandeur Cornelis Theunisz. Kamp uit Den Hel-