reclame ervoor is het doel van dit artikeltje, maar
het houten schuurtje waar die reclame tegen is bevestigd.
Het is het laatste "hekelhok" van Oosterbuurt.
Zo werden ze genoemd. Aan het begin van deze eeuw waren
er nog vijf, verspreid in dit schilderachtige kanaal
dorp. Het hekelen was er toen nog een aanmerkelijke
vorm van plaatselijke bedrijvigheid. De meeste hekel -
hokken waren er eigendom van de firma van Lei jen te
Krommenie. Daar stonden ook de spinnerij en weverij
waarvoor een aantal Oosterbuurters zich dagelijks in
zweet en stof werkten. Want hekelen was bere-zwaar
werk. Daarover zo meteen.
Van de Graftdijker hekelaars is er niet één meer in
leven. Het hekelen is al lang afgeschaft. Bovendien:
hekelaars werden niet oud.
"Ome Kees werd 58; mijn vader 63. Ze waren "af";
schoon op". Aldus vertelde mij zes jaar geleden de heer
Niek Nat, de oudste inwoner van OostgraftdijkHij is
zelf nooit hekelaar geweest. Zijn vader en zijn
oudere broers wel
"Maar, de jongens wilden er op zeker moment niet meer
aan. Toen kreeg vader ook "gedaan", nadat hij 37 jaar
voor de firma had gewerkt. We moesten het huis uit,
want ook dat was van Van Lei jen".
Hekelen was dus eigenlijk een soort thuiswerk, voor een
werkgever die elders zijn bedrijf had. De grondstof
-bossen hennep, of was het vlas?- werd per schuit gehaald
en na de bewerking in zakken afgeleverd, zo'n twee
weken later. Uiteraard werd dan meteen de volgende
partij ruw materiaal mee naar huis genomen. Ook dat
transport was handwerk: in het "zeel", trekken voor de
schuit. Of, als de wind mee zat, kon er gezeild worden.
Hoe ging het hekeln nu in zijn werk? We volgen het ver
haal van Niek Nat.
74