zeelieden zich in geval van een overval door kapers
te verbergenMen zat soms wel 300 dagen gevangen
en had gedurende die tijd uiteraard geen inkomsten.
De buidelvoogen moedigden het zich verbergen aan
door daar een premie tegenover te stellen. Ook
kwam het voor dat aan de weduwe van een zeeman een
uitkering werd betaald.
In 1635 verloor Graft 11 haringschepen en zaten er
tussen de 60 a 70 zeelieden in Duinkerken en Vlaan
deren gevangen. Het pas opgerichte fonds was dus
in alle opzichten een noodzakelijkheid geworden.
In de Grafter buidel waren ook Oost- en Westgraft-
dijk en Noordeinde verenigd. Bij de vrede van Mun
ster kwam men voor de vraag te staan of men het
fonds al dan niet zou handhaven. Omdat er enige
kapitaalsvorming was ontstaan (men betaalde slechts
kostgeld, geen losgeld. Er werden wel losgelden
betaald. Hiervoor werden echter speciale collectes
gehouden. Een record bedrag van 5000,werd in
1691 betaald voor een in Algiers in de gevangenis
geraakte schipper), stelde het Armenbestuur van
Noordeinde voor de gelden van het fonds over te
dragen aan de ArmenvoogdijGelukkig is dit niet
gebeurd: in de 2e helft van de 17e eeuw, tijdens
de Engelse zeeoorlogen, bewees het fonds opnieuw
zijn bestaansrecht.
Toch hebben de besprekingen met het Armenbestuur
van Noordeinde geleid tot de splitsing in 1649 in
4 afzonderlijke buidels, die van Graft, Oost- en
Westgraftdijk en Noordeinde. Men moet dit zien in
het licht van de verzelfstandelijking van de ver
schillende dorpen in de 17e eeuw. Zo bouwden Oost
en Westgraftdijk in 1641 en 1644 elk hun eigen
kerk en school.
In de loop van de 18e eeuw verminderde het aantal
intekeningen in het zeevarend fonds. De scheepvaart
liep steeds verder terug; in 1797 was Jakob Bon de
laatste bootsgezel die in het Grafter Fonds staat
aangetekend.