voor en zijn tegen. Het tegen omdat het geheele vertoon thans veel had van een publieke vermakelijkheid. Voor de arme stakkers was het ten minste ver van prettig zoo bekeken te worden. Maar 't had ook zijn voor.' 'Onder de kijkers was eene vrouw, wier hart bewogen werd toen zij die Belgische kinderen daar bloots hoofds zag (dat de meeste Belgische vrouwen en kinderen geen hoed dragen, kon zij natuurlijk niet we ten). Zij liep op een dralje naar huis en haalde een viertal mutsen en bonnets voor de kleinen, 't Mooiste was, dat ze de kleine kadees precies pasten. Een der op het perron aan wezigen stuurde om een kistje siga ren: „de mannen moeten toch eens opsteken!" 'Op de boot was alles in gereed heid gebracht. Koffie en broodjes en „Jong Holland" zorgde voor melk. „Wat de rekening betreft", aldus had de bakker zich uitgelaten, „die stuurt u maar niet!" Heerlijk toch, dat spontane medelijden dat nu ineens opwelt. Ondertusschen ging de stoet op weg. De mannen aan 't vertellen. Er waren 14 personen uit één buurt, allen nog bij elkaar. „We pasten op mekoar, meniere, a ja 't was soms moeilijk, maar 't es toch in orde gekommen, ziede". „Was 't vreeselijk in Antwerpen?" „Och meniere, zoo nen Zeppelin, das nog het verschrikkelijkste". (Verschillende vluchtelingen vertel den dat de Duitschers uit een Zep pelin petroleum spoten op de hui zen en dan een vuurbom wierpen).' 'Anderen kwamen uit Mechelen en waren nog nooit zoo ver geweest. Ze wilden zoo graag een oorlogsschip zien, maar er was er geen binnen. 'Voor de boot ook weer een groote menigte. Er was een man, die met alle geweld collecteeren wilde. Er was echter geen gelegenheid voor en 't was misschien maar beter ook van niet, daar er nu toch langs de huizen gecollecteerd wordt. Solda ten en padvinders sjouwden met de bagage. Er was één soldaat, een aar dig, sympathiek gezicht, die glun derde van pret dat-ie voor die arme drommels eens flink sjouwen kon. 't Lijkt ons ook heel wat verheffender bezigheid dan het oorlogvoeren. Intusschen zaten ze beneden zich te verkwikken met brood en koffie.' 'Eindelijk ging de stoomfluit. Daar ging de „Dageraad" naar het gast vrije Texel. Daar is rust en kalmte en vrede en welvaart. Daar zijn geen bommen, geen Zeppelins, daar zijn alleen Texelaars, en die zullen zorgen dat hun gasten het goed heb ben. Wie weet komt op de wangen van die bleeke ziekelijke kinderen weer een gezonde zeekleur. Dan zou voor dezen het bombardement nog zijn goede zijde gehad hebben. Maar dan te weten, dat geen vijftig, maar tienduizenden de grens over vlucht ten, beroofd van alles.' 'Uit een particuliere brief van daar lazen we verschrikkelijke dingen. Huisgezinnen, die 48 vluchtelingen moesten bergen, 't Eten was spoe dig verbruikt. Daar wordt sedert Donderdag langs onze grenzen door bewoners en vluchtelingen ellende geleden, verschrikkelijk! Moeten wij de collecte, die ten behoeve der Belgische vluchtelingen langs de huizen gehouden wordt, nog nader aanbevelen? Neen nietwaar? Er is zoo ontzettend veel noodig.' Belgische vluchtelingen in 1914 op weg naar Nederland. (Nationaal Archief Den Haag) 26

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Levend Verleden - Den Helder | 2014 | | pagina 26