in zon geval door omstandigheden dicht bij de verkenningston van het Schulpengat was gekomen werden ze gedwongen naar binnen te varen. Zo schreef schipper Steegers van de schoener 'Texel-IJmuiden Nr. 3' op dinsdag 14 september 1926 tijdens de hondenwacht in zijn journaal: "Daar de schoener tot drie keer toe weigerde om te wenden van de harde wind en ruwe zee besloten we te 2u naar de reede te gaan alwaar we te 4u30m ten anker kwamen". Echter ook als de schipper het weer te slecht vond zeilde men naar de rede en ging daar ten anker. Daar werd door de loodscommissaris van Willemsoord nooit aanmerkingen op gemaakt. Vergaan met man en muis De collega's op de zeilschoeners bij Terschelling en de Eemsmonding daarentegen waren juist wel beducht om met slecht weer naar binnen te gaan. Want de zeegaten boven de Waddeneilanden waren vooral bij noordwestelijke stormen door grondzeeën erg gevaarlijk om bin nen te lopen. Voorts speelde ook nog dat men geen zin had om op het matje te worden geroepen bij de commissaris van Terschelling of van Delfzijl. Deze hielden zich nogal star aan de stelregel van het Loodszwezen dat een loodsboot juist bij slecht weer buiten moest zijn en bekritiseerden regelmatig de beslissing van de loodsschipper om vroegtijdig de veiligheid van de rede op te zoeken. Een schipper kon hiervoor worden geschorst of zelfs gedegradeerd. Deze commissaris sen, die marineofficieren waren, deden dan ook het gezegde 'de beste stuurlui staan aan wal' alle eer aan. Tot overmaat van ramp werd zowel Terschelling als Delfzijl meestal opgescheept met de afdankertjes van de andere loodsdistricten. Het vergaan met man en muis (tien op varenden) van de houten schoener 'Eems Nr. 2' in 1921 was niet alleen te wijten aan het slechte weer, maar ook aan het eigenlijk niet meer zee waardig zijn van die oude houten schoener. Het schip, in 1888 ge bouwd in Den Helder op de werf de Lastdrager, was na later bleek name lijk geheel aan stukken geslagen. De uit 1905 daterende stalen schoe ner 'Terschelling en het Vlie Nr. 2', verging in november 1925 met der tien opvarenden, tijdens een Noor delijke storm met windkracht 10 vermoedelijk ergens boven Ter schelling. Deze schoener was inder tijd ontworpen voor de kruispost bij Dungeness en hoewel een goed zee schip, eigenlijk niet geschikt voor de totaal andere zeeomstandigheden boven de Waddeneilanden. Ze was net als de Helderse schoeners, wel snel maar ook slecht wendbaar en ze zeilde niet zo hoog aan de wind. Eigenschappen die juist daar op lager wal erg belangrijk waren. Het wrak is nooit teruggevonden. Kruispost opgeheven Na deze twee rampen werd besloten dat de zeilende loodsboten werden afgeschaft. Al in 1922 kreeg Delfzijl stoomloodsvaartuigen en in 1926 werd de kruispost bij Terschelling opgeheven. Voortaan stoomde een loodsvaartuig vanuit de haven van Terschelling naar buiten als er om een loods werd gevraagd. Dat was veiliger en een stuk goedkoper. Als gevolg daarvan had men daar min der loodsen nodig en werden velen van hen noodgedwongen naar een ander loodsdistrict overgeplaatst. Maar bij Den Helder zeilde men tot het eind van de zomer van 1928 door. Toen bleek dat het ook hier te duur werd om voor maar een klein aantal te beloodsen vaartuigen altijd een schoener op zee te hebben. De schepen, voor Amsterdam bestemd, konden immers ook een loods vlak voor IJmuiden krijgen en als er een loods voor Nieuwediep of Harlin- gen werd gevraagd voer er wel een stoom- of motorvaartuig uit. Tot begin 1930 werd dit uitbesteed aan de particuliere bergingsmaatschap pij Wijsmuller, want die had zijn sleepboten immers op station in Den Helder liggen. Daarna nam Lichtschip Haaks, met het lichthuis naar heneden gehaald, waarschijnlijk om te worden schoongemaakt. 17

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Levend Verleden - Den Helder | 2014 | | pagina 17