Een fraai Helders stadsbeeld van weleer met het Marinierskapel dat vijfman breed
richting de Keizersbrug musiceert, links van het bord "Neels 2000 costuums" bevindt
zich het glas- en aardewerkwinkeltje van Vroege.
Het gedeelte Zuidstraat waar op nummer 69 de moeder van Dens Vroege vijfjaar
lang beheerster was van het hulppostkantoortje.
waren gekomen. De jongen moest
zeker achttien of negentien zijn. Hij
kwam haar bekend voor.
'Welnee,' antwoordde hij op overre
dende toon, 'ik loop zo ver met jou
mee. Je zat toch bij mij op school?'
Dat was het. Ze kende hem van het
lyceum.
'Niet meer,' antwoordde ze, 'ik ben
verhuisd naar de andere kant van de
stad. De Christelijke Mulo,' liet ze er
na een korte stilte op volgen met de
nadruk op dat Christelijke. Dan had
den ze dat vast gehad. Uit haar mond
klonk het of je niet dieper kon zinken.
'Waarom?'
'Mevrouw Peetoom. Ze kon geen
wiskundeknobbel bij mij ontdekken.'
'Oh die,' antwoordde hij, 'granieten
pestwijf.' Opluchting dat hij dat ook
vond en verbazing om de onverschil
ligheid en het terloopse van zijn op
merking streden om voorrang.
'Daar heb ik ook het nodige mee te
maken gehad.'
'In welke klas zit je nu?'
'Zes gym. Volgend jaar examen.' Zes
gym. Dor ine proefde de onbereik
baarheid die in die twee woorden
besloten lag en voelde een zekere
afgunst.
'Wat een ellende' liet de jongen er
echter zuchtend op volgen. Het was
zo onverwacht, zo tegengesteld aan
haar idee dat ze in de lach schoot.
'Wat wil jij dan,' vroeg ze, 'je moet
toch een diploma halen.'
'Van wie?'
'Eehhh, van iedereen zo'n beetje,'
antwoordde ze aarzelend.
'Het enige dat ik wil is met rust worden
gelaten.' Het klonk haar aangenaam be
kend in de oren. 'En me niet vermoeien
met allerlei vakken waar ik later toch
niks meer aan heb,' vervolgde hij.
'Wat doe je dan wel graag?'
'Lezen,' antwoordde hij zonder
aarzelen, 'de groten uit de wereldli
teratuur. Die zijn belangrijk.' Hij
ging zo op in zijn betoog dat hij de
verbaasde blik van Dorine niet op
merkte. 'Dan heb je later tenminste
een goede ondergrond als je zelf
wilt gaan schrijven.' Toen ze vlak bij
huis waren zei Dorine: 'Verder ga ik
alleen.' Het was niet nodig dat haar
moeder meteen kennis nam van
deze wonderlijke jongen. Dorine
had haar aandacht bij de school,
het huishouden en assistentie in de
winkel te houden. In die volgorde.
Alles wat daar van afleidde was sto
rend. 'Zal ik je morgen ophalen van
school,' vroeg hij.
'Goed, maar niet te opzichtig. Ik heb
al genoeg gezeur.' Hij knikte.
Een ogenblik bleven ze zwijgend
tegenover elkaar staan. Haar blik
veegde langs zijn wangen, het dikke,
blonde haar, de lichte grijze ogen
die de hare met een zekere schich
tigheid even vasthielden.
'Weet je dat je erg mooi bent,' zei hij
uiteindelijk alsof hij die woorden
lang overdacht had. Dorine bloosde.
Ze kon zich niet herinneren dat ie
mand haar ooit mooi had gevonden.
Het leek of ze even werd opgetild.
Het was haar eerste ontmoeting met
Hans van Henegouwen.
Bij thuiskomst wachtte haar moeder
haar in de al duistere winkel op.
Alleen de etalagelichten waren aan.
'Waar bleef je nou.'
'Waarom sta je hier,' vroeg ze bij
wijze van antwoord", (einde citaat).
Bronnen:
De tedere minnaar, Uitgeverij Minerva
Oudewater, Dens Vroege (2001).
Met dank aan: Dens Vroege, Ruud
Claessen en archief Helders Weekblad.
77