kettinkje belandde bij de zilveren le peltjes, sieraden, enz. - materiaal dat we wilden verkopen. Toen een edel metaalopkoper langs kwam om een en ander te taxeren, besloot ik: Dat kettinkje nog maar niet." De inscriptie op het plaatje intri geerde hem opnieuw. Aan de ene kant kon hij een adres in Medemblik ontcijferen: 'B. de Jong Westerhaven 17'. Aan de andere kant: A. de Jong 583 Sub-Lieut. Royal Dutch Navy'. Via internet achterhaalde Willem de bewoners van het adres in Me demblik, maar die wisten van niets. Vervolgens belde hij de Marine in Den Helder. Daar kreeg hij het ad vies over een half jaar terug te bellen omdat de afdeling die uitkomst zou kunnen bieden, het Nederlands In stituut voor Militaire Historie, mid den in een verhuizing zat. In de loop van 2012 las hij toeval lig in het Haarlems Dagblad een paginagroot artikel over de zoek tocht naar de vermiste onderzee boot Hr.Ms. 013. Willem kreeg ineens een ingeving: „Misschien heeft sub-lieut iets met submarine, onderzeeboot, te maken. Moge lijk was De Jong luitenant aan boord van de 013." Hij besloot het 06-nummer te bellen dat bij het artikel stond vermeld. Zo kreeg hij contact met de filmploeg die voor de televisieomroep Max een documentaire maakt en op zoek is naar nabestaanden van de vermiste bemanningsleden. Aan boord van de 013 bevond zich geen De Jong, zo werd hem al onmiddellijk gemeld. Twee dagen later kon filmmaker Erik Bibo hem berichten dat op het adres Wester haven 17 een pastorie was gevestigd. Daar had dominee Broer de Jong gewoond. Een van zijn kinderen was adelborst. Oud-koster Jan Beek (90) in Medemblik herinnerde zich nog dat die jongen in marineuni form naar de kerk kwam en hoe indrukwekkend hij dat vond. Jan Spoelstra, voorzitter van het comité Nabestaanden Onderzee boten 1940-1945, achterhaalde dat Abraham de Jong in 1937 aan het Koninklijk Instituut voor de Marine zijn opleiding tot marineofficier was begonnen, in 1940 was beëdigd en bevorderd tot luitenant-ter-zee 3e kl. Op 28 april 1941 was hij met een 12-voets jol naar Engeland gevlucht. Gelet op de vindplaats en de in scriptie zou het armbandje van hem afkomstig moeten zijn. Bram de Jong (25) waagde de over steek samen met zijn vriend en jaar genoot jonkheer Jan Jacob Storm van 's-Gravesande (22), roepnaam Storm, zoon van de oud-burge meester van Wassenaar. Beiden leven niet meer. Daarom een reconstructie op basis van gegevens uit velerlei bronnen. In verband met de mobilisatie worden de adelbor sten die hun studie hadden afgerond eerder dan gebruikelijk beëdigd: op 8 april 1940. Zij leggen ten overstaan van de commandant van de Marine, schout-bij-nacht H. Jolles, de eed af. Grebbelinie Bram de Jong wordt als oudste of ficier op Hr.Ms. 'Freyr' geplaatst. Deze kanonneerboot wordt vanwe ge de oorlogsdreiging naar Arnhem gedirigeerd om de nabij gelegen Grebbelinie te beveiligen. Op dit schip, ook wel 'strijkijzer' genoemd, Engelandvaarder Abraham de Jong. (Foto Ian de Jong) is hij getuige van de inval van de Duitsers op 10 mei 1940. Op de eer ste dag wordt de Freyr vanuit huizen langs de Rijnkade door de vijand beschoten, maar zij jaagt die met ge richt vuur weg; tien Duitse soldaten (Waffen SS) sneuvelen daarbij. Op Eerste Pinksterdag is het schip bij Rhenen doelwit van beschietingen door Stuka's. De bemanning slaagt erin één Duitse bommenwerper neer te halen. Wanneer Bram er met de fiets op uit wordt gestuurd om voedsel te regelen, beschieten soldaten van het eigen leger hem en nemen hem krijgsgevangen. Ze herkennen zijn uniform niet. De komst van een Abraham de Jong maakt zijn jol, 3.66 meter lang en 1.40 meter breed, gereed voor de oversteek naar Engeland. (Foto Ian de Jong) 119

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Levend Verleden - Den Helder | 2013 | | pagina 23