Marine zet predikanten buiten spel
Kamerleden boos op ministers wegens
inmenging in kerkelijke zaken
Geestelijke leiders in Den Helder
moesten extra op hun woorden let
ten om conflicten met de marine
te vermijden. Dat ondervonden de
hervormde predikant A. de Koe in
1899 en de doopsgezinde predikant
P.J. Smidts in 1931. Uitspraken van
hen leidden tot een politieke rel, tot
discussie in de kranten en tot vragen
aan de minister.
Ds. De Koe riep de toorn van de
marine over zich af tijdens een preek
op 23 april 1899 in de Nieuwe Kerk.
'Karakter' was het onderwerp van zijn
toespraak. Als voorbeeld van mannen
met karakter zette De Koe hardwer
kende vissers tegenover marineman
nen die mopperend hun diensttijd
uitzitten.
Ds. Smidts wekte wrevel bij de ma
rine door een ingezonden brief in de
Dominee Pieter fans Smidts.
Heldersche Courant van 29 augustus
1931, waarin hij de traditionele pa
rade op Koninginnedag hekelde. Hij
beschouwde alle militaire vertoningen
als een aanklacht tegen het Christen
dom.
Beide predikanten waren antimili
taristen, In een stad waar de marine
zon belangrijke rol speelt, werden
kritische geluiden al gauw opgevat als
vloeken in de kerk. De Koe kreeg wei
nig rugdekking van zijn kerkbestuur.
Hij hield het drie jaar in Den Helder
uit en vertrok toen naar de christelijk
anarchistische kolonie in Blaricum.
Smidts werd wel gesteund door zijn
kerkbestuur en bleef zijn gemeente
bijna 15 jaar trouw, totdat de bombar
dementen in de Tweede Wereldoorlog
hem uit Den Helder verdreven.
De klachten over ds. De Koe kwamen
van marineofficieren Ed. Rahder en
W. Bunge, voor wiens kinderen die
zondagochtend speciaal een doop
plechtigheid was gehouden. In zijn
bezwaarschrift aan de kerkenraad
schreef Bunge: "Mijn meening is,
dat de predikant van zijn heilig ambt
misbruik gemaakt heeft, door van af
zijn kansel dingen te bepraten en te
beoordelen, die thuis behooren op
een socialisten-vergadering. Verder
betoog ik, dat het kennelijk doel van
den spreker geweest is, eene categorie
van menschen te beleedigen, tot wel
ke ik de eer heb te behooren, en over
deze behandeling
wensch ik, aangezien ik aan den heer
De Koe dit recht ontzeg, mij bij uw
college te beklagen.'
Ds. Smidts vestigde in een ingezon
den brief de aandacht op de militaire
parade, die traditiegetrouw op Konin
ginnedag (31 augustus, de verjaardag
van koningin Wilhelmina) werd ge
houden. Hij ontraadde de bezoekers
de 'Groote Parade' te boycotten, maar
juist te gaan zien "om de afschuwelijk
heid van den achtergrond ervan goed
tot u te laten doordringen" en te be
treuren dat "van den jaardag van het
Hoofd van den Staat gebruik wordt
gemaakt tot het houden van deze mi
litaire vertooning".
"Gaat gerust," schreef Smidts, "maar.
laat goed tot u doordringen het wezen
van de Parade; dat zij is een wapen
schouw, een vertoon van militaire
troepen en geweldsmiddelen op zijn
fraaist opgesierd om indruk te maken.
Bedenkt dat het doel van de troepen
en wapenen is: geweld en macht. Met,
als gevolg, de onmenschelijkheden
die gij uit de films en oorlogsromans
der laatste jaren kent."
Doopsgezinden staan bekend als
een 'vredeskerk'; zij wijzen vanouds
het gebruik van geweld af. Predikant
Smidts ondertekende de oproep na
mens de beweging 'Kerk en Vrede'.
Andere ondertekenaars waren T.
Joustra van de afdeling Den Helder
van de 'Internationale Anti-Militaris
tische Vereeniging' en L.W. de Leeuw
van de Vredeskring van Nederland.
Kerkparade
De dienst van ds. De Koe werd onder
meer bijgewoond door 200 zeemi
liciens, die traditiegetrouw onder
begeleiding en 'met leuke mopjes van
de stafmuziek der Marine' naar de
kerk waren gebracht, de zogenoemde
'kerkparade'. Vanaf de kansel hield de
hervormde predikant de kerkgangers
het volgende voorbeeld over karakter
voor: "Mooi is het een mens te zien,
die met hart en ziel leeft in het werk
dat hij doet, die zich in de arbeid die
195
rip