gifte van iverheid buit de vijf 590).6 ifte van van de loze 12-1747) een die bij de ram te iebrief brieven tijd. Piet e-admi- n hield kaap te daar schepen in 1628 paanse miljoen rker Noor- "nmis- door de Neder- n Spanje on- sr. Zij victualie lijkertijd :n uit het n ont- )kkade linker ten- ers, :e van ten. e. De >oral ;n en rbeerde ivloot >uin- kerken te bewerkstelligen. Daarbij speelden mannen als Piet Heyn, die in 1629 als luitenant-admiraal van Holland en West-Friesland het bevel kreeg over zon blok- kadevloot en nog dat jaar sneuvelde, en luitenant-admi raal Maarten Harpertsz Tromp een belangrijke rol. Tromp ging zich in 1636 met de Duin kerkers be zighouden en blokkeerde de haven enige tijd zo effectief, dat munitie en victualie Duinkerken niet meer bereikten. In 1644 sloten Frankrijk en de Republiek, zoals ons land toen werd aangeduid, een verdrag waarbij laatst genoemde beloofde elke door Frank rijk belegerde haven van de zeezijde te zullen afsluiten. In 1645 vond het een en het ander plaats en moest de stad zich na een beleg van een half jaar overgeven. Aldus kwam voor lange tijd een einde aan de Duinkerker dreiging. De strijd laaide weer op in 1672, toen ons land in oorlog kwam met Frankrijk. Dit wierp de Duinkerker kapers in de strijd. Onder hen trad vooral een zekere Jean Bart op de voorgrond. Die zou in de decennia daarna de schrik van de Nederlandse kooplui worden. Tijdens de Negen jarige oorlog (1688-1697) wist hij op zeker moment aan de blokkade van Duinkerken door een Nederlandse vloot te ontkomen, waarna hij veel vijandelijke koopvaarders buit maak te. Na afloop van zijn kruistocht (i.e. de tocht van een kaapvaarder) werd hij door Lodewijk XIV ontvangen. Toen de koning hem vroeg hoe hij door die blokkade was geglipt, moet hij een stel hovelingen op een rij heb ben gezet en zich vervolgens met zijn gart vuisten een weg door hen hebben gebaand, onder de uitroep: Hoogheid, dat is wat ik heb gedaan om de vijand te passe ren!" De koning was zo te vreden over zijn acties, dat hij Jean Bart tot kapitein bij de marine liet benoemen. In 1694 lukte het hem een Nederlands oorlogsschip door entering te veroveren. Een dergelijk staaltje had nog nooit iemand de Hol landers geleverd! Pas in het laatste jaar van de oorlog kreeg de Republiek de Duinkerkers onder de duim.8 De 'alderfameuste' zeerover Claes Compaen Kaperij verviel gemakkelijk tot pirate rij. Dat was bijv. het geval bij de 'al derfameuste' zeerover Claes Compaen (1587-1660). Deze ex-schipper uit Oostzaan, kreeg zonder enige moeite een commissiebrief voor een door hem zelf uit te rusten kaperschip. Begin 1623 kon Compaen aan de slag. Hij wist een goed schip op de kop te tikken en had weinig moeite zijn bemanning bij elkaar te krijgen. Het was wel uitvaagsel en geboefte, maar het lukte hem de ordeloze bende met harde hand en door moedig optreden de baas te blijven. Compaen schond al meteen zijn kapereed door een haringbuis uit Egmond te kapen. Daarna was het de beurt aan een schip uit het neutrale Hamburg. Nu ging het in ras tempo bergafwaarts. Toen bekend werd dat hij piraat was geworden, kon hij zich hier te lande niet meer vertonen en moest hij zijn buit in Engeland zien te slijten. Toen neutrale landen ver ontwaardigd reageerden op de gast vrijheid die hij daar kreeg, moest de Engelse koning zijn havens wel voor hem sluiten. Voortaan kon Compaen alleen nog maar terecht in de Bar- barijse havens aan de westkust van Marokko. Van nu af aan waren, naast de Spanjaarden, ook de Engelsen zijn aartsvijanden. Hoewel hij in Marokko maar moest afwachten wat ze hem voor zijn buit wilden geven en wat hij zou moeten betalen voor victualie en kruit, ver diende hij schatten aan zijn verblijf in de Marokkaanse wateren. In vier jaar tijd veroverde hij honder den koopvaarders. Engeland, Spanje, Nederland en de Duinkerker kapers maakten dan ook permanent jacht op hem, maar kregen hem niet te pakken. Hij bracht zijn eskader te rug van zeven tot drie schepen, zette daar zijn beste mannen op en stuurde de rest de laan uit. Met drie schepen kon hij natuurlijk niet zon uitgestrekt zeegebied afschuimen als met zeven, maar daar stond tegenover dat hij moeilijker te traceren was. In de tijd van Compaen was discipli ne aan boord van een normaal schip de grondslag van het zeemansbestaan. Die discipline lag verankerd in de 'articulbrief' uit 1590, tweeëntachtig artikelen over wandaden, wangedrag met de bijbehorende straffen. Elke zeeman moest hier een eed op zwe ren. Muiterij was de ergste misdaad. Als er toch gemuit werd, lag dat vaak aan de reders en de scheepsoverheid, die maar al te vaak meenden dat die discipline niet voor hen gold, maar alleen voor het mindere volk. De 'articulbrief' gold natuurlijk niet op een piratenschip. Het gezag van de piratenkapitein miste deze grondslag. Zijn bemanning erkende God, noch 159

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Levend Verleden - Den Helder | 2009 | | pagina 33