ver particulier bedrijf. De uitgifte van commissiebrieven kostte de overheid niets en een groot deel van de buit vloeide in de kas van een van de vijf admiraliteiten (opgericht in 1590).6 Na de Opstand kwam de uitgifte van commissiebrieven in handen van de stadhouder, in de stadhouderloze tijdperken (1650-1672 en 1702-1747) van de Staten-Generaal. Iedereen die daartoe een verzoek indiende bij de admiraliteit waaronder hij kwam te ressorteren, kon een commissiebrief krijgen. De laatste commissiebrieven werden verleend in de Franse tijd. Onze beroemdste kaper was Piet Heyn. Hij trad in 1623 als vice-admi- raal in dienst van de W.I.C. en hield zich eerst vooral bezig met de kaap vaart in West-Indië. Hij maakte daar talloze Portugese en Spaanse schepen buit, maar werd pas beroemd in 1628 door de verovering van een Spaanse zilvervloot ter waarde van 12 miljoen gulden.' De beruchtste kapers Jarenlang voerden de Duinkerker kapers een zeeoorlog tegen de Noor delijke Nederlanden. Hun commis siebrieven waren uitgegeven door de landvoogd van de Zuidelijke Neder landen, namens de koning van Spanje die daar de baas was. De Duinkerker kapers waren on misbaar voor het Spaanse leger. Zij garandeerden de toevoer van victualie en munitie en behaalden tegelijkertijd rijke buit op de opstandelingen uit het Noorden. Omdat de middelen ont braken voor een effectieve blokkade van de Vlaamse kust waar Duinker ken lag, verklaarden onze Staten- Generaal de kapers tot zeerovers, commissiebrieven of niet. Er was van beide zijden sprake van keihard en vaak wreed optreden. Onze handel leed grote schade. De Duinkerker kapers werden vooral bestreden door oorlogsschepen en oorlogsvloten. Vanaf 1626 probeerde men vergeefs met een oorlogsvloot een effectieve blokkade van Duin- in de Hollandse steden dreigde voed selschaarste en hongersnood. Het beleid van landvoogd Alva wekte een groeiend ongenoegen. Aanscherping van de geloofsvervolging dwong dui zenden tot emigratie. Willem van Oranje had vergeefs geprobeerd de steden tot opstand te bewegen. Maar hij zat ver weg in Duitsland en zijn militaire campagnes in het zuiden waren mislukt. In de zomer van 1572 bereidde hij, samen met de Franse Hugenoten, een inval voor vanuit het zuiden en oosten. Daarbij rekende hij op steun van de Watergeuzen. De kern bestond uit voor Alva gevluchte protestantse bal lingen en lagere edelen die schepen hadden uitgerust om met kaapvaart aan de kost te komen.3 Lodewijk van Nassau verleende op gezag van Willem van Oranje de eer ste commis siebrief, en wel aan Diede- rik van Sonoy. Oranje was daar als stadhou der en admiraal- generaal van de vloot toe gerech tigd. Voor de Spanjaarden was zo'n document nul en van gener waarde. In hun ogen was Oranje een op standeling. De geuzen waren piraten.4 Onder aanvoerders als Lumey, Sonoy en Blois van Treslong opereerde het bonte gezelschap van werkeloze vis sers, zeelieden en avonturiers met ongeveer dertig schepen vanuit Em- den, La Rochelle en Dover. In maart 1572 verjoeg koningin Eli- sabeth van Engeland, na een Spaans ultimatum, de Watergeuzen uit haar havens. Sindsdien kruisten ze zonder thuisbasis op de Noordzee. Op 1 april blies een zware storm zesentwintig van hun schepen de Maas op, tot voor Den Briel. De Watergeuzen hadden dringend een uitvalsbasis nodig. Dus besloten Lumey en Blois van Treslong het stad je 'in naam van Oranje' in te nemen. Wanneer het tegenzat op zee, stroop ten de Watergeuzen de kust van Hol land en Zeeland af en roofden alles wat los en vastzat. Dergelijke 'land- gangen' waren dan ook berucht.5 De beroemdste kaper De Watergeuzen werden een geduchte zeemacht, die in korte tijd niet alleen de Zuiderzee, de zeegaten en de kustwateren van vijanden zuiverde, maar bovendien zoveel buit wist te be halen dat Oranje de oor log kon voort zetten. De kaap vaart was voor de over heid on ontbeerlijk ter bescher ming van de koopvaartroutes. Aantasting van de koloniën van Spanje, overvallen op haar kusten en een zwerm kapers op haar scheep vaartroutes moesten de kracht van de vijand ondermijnen, terwijl de buit alle kosten goed maakte. Voor de W(est)I(ndische) C(ompagnie) was de kaapvaart, zeker in het begin, een hoofddoel. Toen de W.I.C. nog niet was opgericht, dus vóór 1621, was de kaapvaart een zui- 158

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Levend Verleden - Den Helder | 2009 | | pagina 32