Van 1676 tot 1813 waren de her vormde Helderse en Huisduiner wezen ondergebracht in het weeshuis ten zuiden van het gehucht Hei- ligharn (nu ter hoogte van de Jan Verfailleweg ongeveer tussen de RK- begraafplaats en voorheen verzor gingstehuis De Golfstroom). In 1813, de Franse bezetting in Den Helder duurde tot 4 mei 1814, werd dit wees huis in brand geschoten en groten deels verwoest. De kinderen waren toen al bij burgers ondergebracht. En dat zou zo blijven tot er in 1825 een pand in de Artilleriestraat in de Oude Helder verbouwd werd tot Algemeen Wees- en Armenhuis, met plaats voor 41 kinderen. Van Dam den Bouwmeester be schreef dat nieuwe wees- en armen huis als volgt: .het Burgerweeshuis, zijnde een ruim en fraai gebouw, voorzien van ruime kamers en een groote binnenplaats, hetwelk vroeger tot eene school, die aan deze inrich ting verbonden was, gediend heeft." Dat klinkt toch niet slecht, maar ja toen waren onze 24 wezen al naar Veenhuizen. In 1851 zou een groot Algemeen Weeshuis verrijzen aan de Kerkgracht; later werd het gemeente huis.4 De Subcommisie Helder In 1818 werden alle stads- en dorps besturen opgeroepen om een sub commissie van weldadigheid op te richten. Ze inden de donaties van de burgers en selecteerden de armen die naar Drenthe gestuurd zouden worden. In Den Helder telde de sub commissie in de eerste jaren 88 of 89 leden en de ontvangsten waren ruim 200 gulden per jaar. Af en toe werd een wissel naar de MvW overgemaakt. President van de subcommissie was burgemeester J. in 't Velt, het secreta riaat werd achtereenvolgens door drie gemeentesecretarissen gevoerd: Jong- kees, J. Giltjes en per 1843 Schoon. Zo na 1830 daalde het ledental flink, tot 14 in 1851. Ook de ontvangsten lie pen drastisch terug. Dat was trouwens een algemene trend - men had het in den lande wel gehad met die MvW. Er werden steeds minder armen ge stuurd en financieel werd het er steeds moeizamer. In 1859 nam het rijk de boel over.5 Tot slot Het liep dus niet zo best af met de 24 Helderse wezen daar in Veenhuizen. Immers, er stierven er daar maar liefst 14. Wellicht dat er daarom daarna (vrijwel) geen Helderse wezen meer die kant 'opgezonden' werden. Dan had de vroege dood van de 14 toch nog enige zin gehad. L.F. (Frank) van Loo en A. (Anke) van Loo-Mulder Noten: 1 L.F. van Loo, Kustdorpje wordt haven stad. Den Helder 1800-1900, Schoorl 2002, p. 52. 2 R.J.M. van de Pol, Schagen en de Maat schappij van Werldadigheid (1818- 1859) 4 delen, in: De Kakelepost 6e jrg. (1991), nr. 1 (p. 17-24), nr. 2 (p. 15-21), nr. 3 (p. 10-14) en nr. 4 (p. 5-8). Met dank aan Karei Numan te Schagen. 3 P. van der Erve, 'Doch hier, hier wenkt weldadigheid'. De wezenzorg bij de Maatschappij van Weldadigheid 1819- 1869, Amsterdam 1980 (doctoraal scriptie UVA of VU nemen we aan), p. 82-91. 4 Als (1), p. 27/28 en 52; R. Schendelaar, De Weeshuizen, in: Levend Verleden 14e jrg. nr.1, p. 35-42. 5 W. Schackmann, De proefkolonie en de subcommissie van Weldadigheid in Enkhuizen, in: Steevast 2007, p. 7-16; Drents Archief, archief MvW, inv.nr. 1107. Met dank aan Jan de Bruin van het West fries Archief in Hoorn. Vleeshuis Deri Helder Het weeshuis aan de Kerkgracht (beeldbank HHV) 6

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Levend Verleden - Den Helder | 2008 | | pagina 8