mee eens, dus ik moest vertrekken,
's Avonds werd het tijd om weer on
derdak te zoeken. Er stonden drie
oudere mannen te praten. Een van
hen riep me en vroeg of ik met koeien
om kon gaan en daar ik als jongen
vaak bij een boer geholpen had was
me dat werk niet vreemd. Ik kreeg
goed te eten en een bed. De boer zelf
moest opkomen in de Volkssturm.
Zo raakte ik aan het werk bij Paul
Bitzer in Briichermüll. Na een paar
dagen kwam hij alweer terug, maar ik
mocht blijven, want hij had nog werk
genoeg.
Op 18 april kwamen er twee Ameri
kanen langs het bergpad naar ons toe.
We stonden bij de stal. Ik zei: „Staan
blijven." Onze handen hadden we in
de zakken. Het eerste wat die Ame
rikanen vroegen: „Zijn er nog solda
ten?" Ik antwoordde van: „Nee, die
zijn teruggetrokken."
Dat was voor ons een geluk, want
de vorige avond hadden ze nog in
de keuken in stelling gelegen. Later
kwamen beneden langs de weg ge
pantserde voertuigen. Ik ben nog een
tijdje gebleven, want waar moest je
naar toe? De Amerikanen hadden het
hele gebied omsingeld en bij die boer
had ik het goed. Zon twee weken later
ben ik toch op stap gegaan en kwam
terecht bij een kamp met Russen, Po
len, Italianen en Fransen.
De Amerikanen zorgden voor voed
sel en de Fransen waren bevrijde
krijsgevangenen. Die hadden een koe
geslacht en een baal rijst Versierd'. En
bij hen heb ik gegeten. Kwam er een
verbindingsofficier binnen die aan
kondigde dat ze opgehaald zouden
worden en via Aken naar Frankrijk
zouden reizen. Ik vroeg hem of ik
mee kon tot Aken, dan was ik zo in
Maastricht en dat kon. Zo belandde
ik in Aken en liftte door naar Maas
tricht. Voor die tijd waren we door
een Amerikaanse soldaat met DDT
ontluisd. In Maastricht kwam ik in de
fietsenstalling van de Ambachtsschool
terecht, waar ik een Helderse jongen
ontmoette, Siep Terpstra. Er kwamen
steeds meer Hollanders terug en in
de hoofdstad van Limburg vond ik bij
een boer onderdak. Twee weken heb
ben we daar gezeten en nog voor één
nacht naar een klooster.
In 's-Hertogenbosch werden we in
een school geplaatst. In die stad zaten
hele families op straat. Als er één een
sigaret had ging die langs alle familie
leden, dan mochten ze allemaal één
trekkie.
Vervolgens werden we op een schip
geplaatst dat ons naar Rotterdam
bracht. Met de trein via Leiden, Den
Haag naar Amsterdam en onderge
bracht onder het station, waar we
moesten wachten tot er een trein naar
Alkmaar ging. Omdat ik familie in
Amsterdam had ben ik daar naartoe
gegaan. Zij verkeerden in redelijk
goede staat. De volgende morgen
weer naar het station, maar de trein
naar Alkmaar bleek net vertrokken te
zijn en daar er maar een per dag reed,
kon ik pas de volgende dag mee.
In Alkmaar aangekomen werden we
op een vrachtwagen naar Den Helder
gebracht en daar zag ik weldra de
Lange Jaap. Een heerlijk gezicht!
Voor zover mij bekend zijn alle Nieu-
wediepers veilig thuisgekomen.
C. Seegers