Een oorlogsherinnering
Het bejaardenhuis in de Gravenstraat. Hier moest de schrijver zich melden bij de
Ortskommandant (beeldbank HHV)
Het was begin november 1944 dat een
heel stel Nieuwediepers zich bij de
Ortskommandant moest melden. Het
waren burgers die bij een bouwonder
neming werkten, brandweerlieden,
enfin, van alles wat.
Kampen en daar verbleven we in een
school. We kregen er soep. Mn tof-
feeblik diende als bord en een lepel
had ik ook. Van de bevolking kregen
we brood. Het gerucht ging dat we
naar de Veluwe zouden gaan om
Ik herinner mij een aantal namen:
Dirk Swart, David Blansjaar, Geert
Boogaard, Piet Sinnige, Keesie de
Boer, Jongman, Dirk Steenman, Rien
Kalf. Ons persoonsbewijs werd inge
nomen en we gingen naar het station
waar we in de wachtkamer werden
opgesloten, 's Avonds gingen we met
de trein richting Amsterdam. M'n
broer werkte bij het spoor en zorgde
voor wat eten voor me, dat in een tof-
feeblik zat.
Toen we uiteindelijk in Amsterdam
arriveerden werden we naar de Le-
vantkade geleid en in een loods opge
sloten, waar ook mensen uit Leiden
en Rotterdam zaten. De volgende
dag gingen we in een Rijnaak naar
loopgraven te maken. Op een gegeven
moment werden we in een trein gela
den, 24 man in één compartiment die
eigenlijk maar bestemd was voor 12
man. Zo gingen we op weg. Niemand
wist waar naar toe. Dan reed hij weer,
dan stond hij stil en uiteindelijk kwa
men we in de buurt van Bremen.
We mochten even 'luchten' en er
werd wat eten uitgedeeld. Toen weer
de trein in en maar wachten. Ik werd
echter zo slaperig, dat ik omviel en
onder de bank terechtkwam. Hoelang
ik daar gelegen heb weet ik niet meer,
maar we hadden al een paar dagen in
de trein doorgebracht. We vertrok
ken weer en uiteindelijk kwamen we
in Bocholt terecht, een plaatsje over
de grens bij Winterswijk. Op een
grote zolder, waarop stro was aange
bracht en waar grote kachels stonden,
's Avonds werd er eten uitgedeeld en
konden we wat bijkomen.
Wij, Heldersen, zaten daar om een
kachel. Er stonden er een stuk of vijf
en iedere ploeg had zo z'n eigen stek.
Een deel van de groep was naar Em-
pel Rees gestuurd. Overdag sjokten
we naar de plek waar de loopgraven
moesten komen en werden er bo
men geveld voor wegversperringen.
De takken namen we mee voor de
kachels. Keesie de Boer was de ka-
chelwacht en hij zorgde ervoor dat de
kleren gedroogd werden.
Ik moet zeggen dat het in Bocholt
redelijk uit te houden was, we kregen
dagelijks 's avonds warm eten en wat
brood. Beneden kon je je zo goed en
zo kwaad als dat ging wassen, wat ook
zeer belangrijk was. Een keer moch
ten we naar een badhuis, waar je dan
met z'n allen onder een paar douches
stond.
Op een keer moesten er twee mannen
naar een groothandel in levensmid
delen, de firma Edelstolz. Piet Sinnige
en ik werden hiervoor aangewezen.
Piet kwam als bijrijder op een paard-
en-wagen, ik op een vrachtauto.
We brachten de waren naar diverse
winkels. Aardig werk, alleen de balen
suiker waren erg zwaar en die moest
je dan ergens in een hoek zien te krij
gen en van je rug aflaten zakken.
Tijdens de kerstdagen werden we bij
de baas in de keuken gehaald en kre
gen we een heerlijke maaltijd. En zo
verliepen Kerst en Oud en Nieuw.
In januari moesten we aantreden en
gingen we weer de trein in. We reden
zuidelijk langs Oberhausen, Duis
burg, Dusseldorf, Leverkusen naar
Keulen. Overal zag je de gevolgen
van de bombardementen. In Keulen
31