Wandelen in Den Helder (11)
Doetje mensen ontmoeten. En onder
mensen zijn betekent dat je wel eens
leuke dingen te horen krijgt waaruit
vaak iets naar voren komt, waar je
vroeger eigenlijk niet zo diep over
nagedacht hebt.
Nou is nadenken niet een van je
sterkste punten als je jong bent, want
anders zou je toen niet zoveel dingen
gedaan of gelaten hebben waar je nu
spijt van hebt. Maar dat wilde ik ei
genlijk niet zeggen.
Ik wilde praten over dingen die je wel
eens te horen krijgt.
Zo hoorde ik laatst een gesprek over
de Kerkhofsloot. Nou is de Kerk-
hofsloot niet bepaald een ding waar
je een langdurige discussie over kunt
voeren, maar dit gesprek gaf mij eerst
aanleiding tot glimlachen en daarna
tot nadenken.
Ik hoorde namelijk een mevrouw
zeggen dat ze het zo vies vond dat er
mensen in die sloot zaten te vissen.
Dat vies vinden sloeg namelijk op het
Kerkhof dat tegen de sloot aan ligt.
Nou heb ik zelf al tientallen malen
mensen in die sloot zien vissen,
omdat ik er vrij geregeld langs kom.
Maar het idee wat die mevrouw naar
voren bracht was bij mij nooit opge
komen.
Ik had eigenlijk tegen haar willen
zeggen: mijn lieve mevrouw, die
Kerkhofsloot is een van de dierbaar
ste herinneringen uit mijn jeugd. En
door uw woorden schaam ik mij nu
het te zeggen, maar wij dronken vroe
ger uit die sloot.
Als wij jongens achter het Kerkhof
aan het voetballen waren, dan renden
we af en toe naar die mooie sloot,
lieten ons languit vallen als dorsti-
gen uit de woestijn en dronken het
heerlijke heldere duinwater wat in die
sloot stond.
Het idee wat die mevrouw sugge
reerde, dat het regenwater wat op het
Kerkhof viel, via de menselijke resten
daar, naar de sloot sijpelde, was bij
ons jongens nooit opgekomen. Zelfs
de mogelijkheid dat er een dikkop of
een van de andere soorten beestjes die
daar zwommen mee naar binnen zou
gaan, heeft ons nooit tegen kunnen
houden om dat water met smaak naar
binnen te slokken.
Nu is het wel zo dat water er in die
tijd stukken beter uit zag. Op de diep
ste plaats kon je altijd nog de bodem
zien.
Er zwommen wel honderden stekels
en kikkers in, maar ach, een kikker
is een mooi schoon dier want hij zit
duin aan het voetballen was. Iemand
die het niet heeft meegemaakt zal zich
niet kunnen voorstellen dat wij daar
voetbalden.
Maar de situatie is daar in en na de
oorlog zo drastisch veranderd, dat het
je zelfs moeite kost om je te oriënte
ren. Wij jongens hadden eigenlijk al
dorst als we daar aangekomen waren.
We hadden namelijk geen fietsen in
die tijd, dus liepen we alles.
Je begon, als je uit het centrum van de
stad kwam al eerst de Koningstraat te
lopen. Dan moest je op de Polderweg
eigenlijk weer hetzelfde stuk terug tot
aan de Watertoren. Dan had je voor
ons gevoel al een knap stukkie achter
de rug, want je benen waren toen ook
De Sluisdijkstraat in 1914 met bomen, kinderhoofdjes en stratenmakers (zittend
v.l.n.r. J. Trap, Brederode, J. van Til, L. Bruin, staand T. van Til, Pronk) (beeldbank
HHV)
de hele dag in het water. Het water
smaakte beslist niet naar kikkers in
die tijd. En wat die mevrouw bedoel
de, nou daar hebben we ook niets van
geproefd. Je dorst was trouwens veel
te groot om ook maar ergens aan te
denken, als je daar op het platte stuk
nog een stuk korter. Een kortere weg
was er niet. Als je via de Sluisdijk
straat, de overweg en Boerhaavestraat
ging dan was de weg nog langer.
De Sluisdijkstraat had toen nog bo
men en de bestrating was van wat wij
toen kinderhoofdjes noemden. Wat
25