nooit en 't groot barkzeil grootzeil)
bij harden wind dikwerf niet bijstaan,
wegens te groote loefgierigheid'.
De commandant van de 'Suriname'
zegt in september 1891, datzeilend
het roer steeds te loevert opligt en zulks
meer naarmate de wind toeneemt
Hiermee bedoelt hij, dat de roerpen
helmstok) te loevert wordt gehou
den en dat het roerblad dus naar lij
wijst, omdat het schip anders in de
wind gaat opdraaien (oploeven).
Het devies van de 'Bonaire' uit
1885/1886 verhaalt voorts dat: 'het
schip onder zeil vrij goed naar het roer
luistert bij den wind hopende met eni
gen vaart. Voor de wind zeilende is dit
minder het geval'.
Opkruisen
Als de bestemming van de 'Bonaire'
op minder dan circa 6 streken (68
graden) in de wind lag dan moest
het schip opkruisen. Altijd een tijd
rovende aangelegenheid met weinig
voortgang in de gewenste richting.
De brassen en schoten waren dan stijf
doorgehaald en het schip zeilde afwis
selend over stuur- en bakboord zo
scherp mogelijk aan de wind.
Hoe scherp het schip aan de wind kon
zeilen, staat beschreven in het devies:
'het schip wendt op 13 a 13V2 streek',
zoals op tekening 3 bij punt B is aan
gegeven. Voor de eenvoud wordt in
de tekening uitgegaan van 13 streken,
ofwel het schip kan tot 13:2=614 streek
(73 graden) aan de wind zeilen.
Het schip ligt eerst over stuurboord,
vaart op kompas de koers A-B en de
wind komt in onder 6Vi streek. De
sterke loefgierigheid van het schip
kwam bij het wenden in punt B goed
van pas, zoals ook in het devies 1886
wordt bevestigd:Wenden bij de wind
over. Gelukt altijd wanneer er niet te
veel zee staat. Bij goed commando en
handig werken is het schip kant en
klaar over den anderen boeg in 5 mi
nuten'.
Vervolgens ligt het schip over bak
boord en zeilt de kompaskoers B-C.
De 'Bonaire' zal echter niet in punt
C uitkomen maar in punt E. Dat
komt door de drift van circa 1 streek,
waardoor de koers over de grond niet
6V2 streek ten opzichte van de wind
is, maar 7V4 streek (84 graden). Over
de grond vaart de 'Bonaire' dan de in
stippellijn aangegeven koers A-D-E.
Dit betekent dat het schip 100 mijl,
op de tekening A-D plus D-E, moet
afleggen om slechts 10 mijl A-E in de
gewenste richting te vorderen. Bij een
vaart van 4 a 5 mijl zou daarmee een
vol etmaal heengaan.
Het lijdt nauwelijks twijfel dat in die
omstandigheden werd overwogen de
zeilen in te nemen, de ketels op te sto
ken en de stoommachine bij te zetten.
loefgierigheid van de 'Bonaire' ging
dat niet gemakkelijk: 'Het duurt zeer
lang om het schip aan het vallen te
krijgen'. Was het (af)vallen gelukt,
dan kon deze manoeuvre in 12 minu
ten worden volbracht. Al het lopend
touwwerk was dan weer netjes belegd
en opgeschoten.
West-Indië
De Nederlandse marine onder
scheidde in West-Indië de stations
Curaqao en Suriname. De 4e klassers
'Aruba', 'Bonaire', 'Suriname' en 'Som-
melsdijk' werden in de 80er en 90er
jaren van de 19e eeuw regelmatig naar
deze stations uitgezonden om daar de
zeemacht te vertegenwoordigen. De
'Suriname' voer nog in de zomer van
1903 als laatste van het viertal vanuit
West-Indië terug naar Nederland.
WINDRICHTING
IOERS OP KOMPAS
"KOERS OVER DE GROND
Opkruisen
'Bonaire'
(tekening 3)
Een andere optie omschreef de
commandant van de 'Suriname' in
september 1891 als volgt: 'Het tuig is
alleszins doelmatig om te benutten als
men stoomende is; als men in de wind
moet opstomen neemt de vaart zo
schielijk en zoo sterk af, dat men veel
beter doet met de langsscheepse zeilen
bij te zetten en met deze onder stoom
op te werken'. Het schip stoomde dus
niet recht tegen de wind in, maar
afwisselend over stuur- en bakboord
onder circa 4 streken aan de wind.
Een andere manier om tijdens op
kruisen over de andere boeg te komen
was halzen (gijpen). Door de sterke
Zoals eerder is aangehaald, was de
'Bonaire' in oktober 1886, om precies
te zijn op de 15e oktober, aan de beurt
om van de rede bij Den Helder te
vertrekken naar het station Suriname.
In het verslag van deze zeereis van
ruim 4400 zeemijl staat vermeld, dat
al naar gelang de zeegang, richting en
kracht van de wind, afwisselend on
der zeil, onder stoom of onder stoom
en zeil werd gevaren. Gedurende de
overtocht werd ongeveer 30 etmalen
onder zeil gevaren op een totale reis-
duur van 38 etmalen.
De stations in West-Indië waren ver
stoken van dokfaciliteiten en dat le-
22