Zeilplan 'Bonaire'. De telescopische schoorsteen is neergelaten (tekening 2) 7. voorbramzeil 8. voorbovenbramzeil 9. voorgaffelzeil Grote mast: 10. grootstagzeil 11grootstengestagzeil 12. grootgaffeltopzeil 13. grootzeil Bezaanmast: 14. bezaangaffeltopzeil 15. bezaan Bij vóór de windse koers en ten hoog ste windkracht 3 a 4 Beaufort kon het zeiloppervlak van de 'Bonaire' worden vergroot met 6 lijzeilen. Deze lijzeilen, 2 onder-, 2 boven- en 2 bramlijzeilen, werden dan bijgezet aan de fokkenmast en dat zal een im posante aanblik hebben geboden (zie foto 3). Niettemin was het zeiloppervlak van de 'Bonaire' voor een zeegaand zeil schip bescheiden in omvang en dat beperkte de prestaties onder zeil. Bij halve wind en een stijve koelte'6' kon het schip onder zeil maximaal 7 a 8 mijl loggen. Voorwaarde was wel dat het onderwaterschip schoon was. Loefgierigheid Tijdens een reis naar Suriname in de maanden oktober en november van 1886 was de commandant bepaald niet opgetogen over de zeileigen schappen van de 'Bonaire': 'Met een stijve koelte zeilt het schip, zoo de zee De U.S. 'Monogahela' met 6 lijzeilen bijgezet (foto 3) meeste koopvaarders, welke ons onder zeil opliepen, maakten zeker een paar mijl meer. De sterke loefgierigheid, waar de commandant over klaagde, heeft be trekking op de noodzakelijke eigen schap van een zeilschip om in een noodsituatie in de wind te willen op- Dat er kritisch werd gedacht over de mogelijkheden om de bezaan bij te zetten, blijkt uit een rapportage uit september 1891 door de commandant van de 'Suriname', het zusterschip van de 'Bonaire'. Hij stelt 'dat bij den wind zeilende, het tuig niets te wenschen overlaat en de bezaan (in strijd met te voren geuite gevoelens) wel degelijk kan gevoerd worden. Over het zeilen bij ruime wind wordt in dezelfde rapportage echter ook benadrukt, dat 'de bezaan niet te wild is, ondanks het geringe zeilvermogen vrij goed, maar is zeer loefgierig, zoodat het roer zelfs tot twee slagen opligt - is de wind echter flauw of waait er een flauwe br/z. koel te, dan ondervindt het schip ten volle de nadeelen van weinig zeil te kunnen voeren, slingert bij de minste deining vrij hevig, zodat het grootbarkzeil grootzeil) geborgen moet worden en beweegt zich traag voort'. Met enige spijt wordt deze uiteenzet ting gevolgd door de verzuchting: 'de draaien. Deze eigenschap was bij de 'Bonaire' veel sterker dan wenselijk en had te maken met het gecombineerde zeil- en stoomvermogen van het schip. In het achterschip bevond zich namelijk ten behoeve van de schroef een grote opening in het schroefraam. Deze opening had als onbedoeld ef fect, dat de zijdelingse weerstand van het achterschip werd verminderd, waardoor het schip sterk de neiging had om onder zeil in de wind op te draaien. Dit kon onder andere wor den opgevangen door veel tegenroer te geven of achterzeilen weg te ne men. Uiteraard gingen beide maatre gelen ten koste van de snelheid. In 1886 werd in het devies over zicht van de voornaamste afmetin gen, de wapening, de uitrusting en de eigenschappen) van de 'Bonaire' opgetekend: 'het schip is zeer loefgierig, wanneer het weinig stuurlast heeft. Stuurt bij 0,4 m stuurlast (N.B. dat wil zeggen, dat het achterschip dieper steekt dan het voorschip, in het geval van de 'Bo naire' een diepgang voor van 3,35 meter en achter 3,75 meter) vrij goed en kan dan wat achterzeil velen'. 21

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Levend Verleden - Den Helder | 2008 | | pagina 23