windrichting Hoog aan de wind zeilen met langsscheeps dwarsgetuigde zeilschepen (tekening 1) ook een goede keuze ware het niet, dat de schepen veelal in Azië of in het Caribische gebied dienst deden en derhalve in staat moesten zijn om hoofdzakelijk onder zeil met redelijke snelheid een oceaan over te steken. Om dit laatste mogelijk te maken moest goed vóór de wind kunnen worden gezeild en dat is een belang rijke overweging geweest om de '4e klassers' doorgaans als barkentijn, dus met een volledige dwars getuigde fokkenmast, uit te rus ten. Het waren echter niet alleen overwegingen met betrekking tot de vereis te zeileigenschappen die bepaalden dat de 'Bonai re' als barkentijn werd getuigd. Bedacht moet worden, dat het een be trekkelijk klein zeeschip was met een lengte tus sen de loodlijnen van 45 meter, een grootste breedte van 9 meter en een zeer beperkte diepgang van slechts 3,35 meter voor en 3,75 meter achter. Een tuigage als barkentijn beperkte de afmetingen, maar vooral ook het gewicht van de masten en rondhouten in vergelijking met een tuigage als bark of volschip. Dit lagere gewicht bewerkstelligde een lager zwaartepunt en dat was belang rijk voor de stabiliteit.'5' Die werd toch al ongunstig beïnvloed door de aangehaalde geringe diepgang en door het gewicht van het scheepsge schut op het bovendek. De drie 12 cm en 20 6-mast barkentijn 'E.R. Sterling' onder zeil (foto 2) kanonnen van het schip wogen name lijk ieder 2,5 ton en het 15 cm kanon zelfs 9 ton. In totaal dus een gewicht van 16,5 ton. Dat stabiliteit een belangrijk aan dachtspunt was bij schroefstoomsche- pen 4e klasse, blijkt wel uit de gebeur tenissen rond het in 1882 te water gelaten schroefstoomschip 4e klasse 'Sommelsdijk'. De 'Sommelsdijk' was niet als barkentijn, maar als bark ge tuigd en werd afgekeurd, omdat ze niet aan de vereiste stabiliteit voldeed. Dat gebeurde in oktober 1884 toen het schip, voorzien van voorraden en kolen, voor de eerste reis gereed lag om naar Cura^ao te vertrekken. Het schip moest vervolgens een kostbare verbouwing ondergaan om alsnog de vereiste stabiliteit te verkrijgen. De minister van Marine werd door de gebeurtenis politiek in verlegenheid gebracht. De lichte tuigage had ook nog toege voegde waarde voor de 'Bonaire' als stoomschip, namelijkter verminde ring van de tegenstand van het tuig bij het in de wind opstomen'. In totaal kon de 3-mast barkentijn 'Bonaire' onder gunstige omstandig heden bij de wind zeilend een opper vlak van afgerond 840 m2 zeil voeren. Het zeilplan van de 'Bonaire' (zie te kening 2) was als volgt: Boegspriet/kluifhout/jaaghout: 1voorstagzeil 2. voorstengestagzeil 3. kluiver 4. buitenkluiver Fokkenmast: 5. fok 6. voormarszeil M

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Levend Verleden - Den Helder | 2008 | | pagina 22