café werden wij opgewacht door twee korporaals van de MP, er was name lijk gebleken dat twee der feestvie rende matrozen de hemdkraag onder de jekker droegen terwijl volgens de voorschriften tijdens het passagieren de hemdkraag over de jekker gedra gen diende te worden. Natuurlijk moest een dergelijke ernstige overtre ding van de passagiersvoorschriften worden gerapporteerd. Wij stonden op parade en werden door de commandant gestraft met twee uur strafdienst, hetgeen beteken de dat je twee uur achtereen met een geweer op je bult heen en weer moest rennen waarbij je luidkeels werd aan gemoedigd door een korporaal van de mariniers. De groep nieuwbakken vuurleiding monteurs werd verspreid over de di verse schepen en inrichtingen. Na een korte periode bij de Bewapenings- werkplaatsen werd ik geplaatst op een van de dikke boten, Hr.Ms. De Ruy- ter die samen met haar zusterschip Hr.Ms. de Zeven Provinciën destijds de trots van de Koninklijke Marine uitmaakte. Beide schepen waren uitgerust met een imposante bewape ning die ondermeer bestond uit vier dubbeltorens met kanonnen van 15 cm. Op bijgaande foto is te zien hoe de bakboordschouw werd gevierd. Twee maal per dag werd er baksgewijs gehouden en natuurlijk werd de zee- wacht gelopen. Tijdens de hondenwacht werd mij op gedragen om tijdens een oefening van het vieren van de hakspier, over de reling te stappen teneinde de touw ladder te bevestigen. Met een nogal benauwd gezicht wees ik met nadruk op mijn dienstvakuitmonstering van vuurleidingmonteur op mijn linker mouw en gaf daarmee tegenover de kwartiermeester die met de leiding van de oefening was belast te kennen, dat het mij eigenlijk aan de nodige moed ontbrak om een dergelijke hals brekende toer te verrichten. Na een smadelijke aftocht tijdens welke mij werd toegevoegd dat ik behoorde tot Het strijken van de bakboordschouw van Hr. Ms. De Ruijter (foto L. Lasschuijt) de zogenaamde zwakke dienstvak ken, werd mij de wacht van de amu sementsradio opgedragen, wat wel zo goed van pas kwam omdat deze wacht om tien uur afgelopen was. Tijdens een op zondagmorgen ge houden tenueinspectie dreigde ik toch weer in het vlaggenboek (een lijst waarop schepelingen werden voorgedragen om te worden gestraft) terecht te komen. Wat was namelijk het geval, beide ellebogen van mijn baaien hemd waren voorzien van een overigens keurig aangebrachte lap. De officier van de wacht vond dit echter geen passend zondags tenue. Mijn di visiechefhad uiteindelijk begrip voor het feit dat een milicien aan het einde van zijn diensttijd, op eigen kosten, geen nieuw pak meer ging kopen. Het 'katje' van een dienstplichtig mi litair bedroeg in die dagen 51 gulden per maand, bepaald geen luxe dus. Het einde van mijn 21 maanden durende dienstplicht kwam in zicht. Vanwege het voorrecht om bij de Koninklijke Marine te mogen dienen duurde de dienstplicht drie maanden langer dan bij de landmacht. Mili ciens hadden in die tijd een centime- terlint in hun kledingkast waarvan ze elke dag een stukje afknipten. De laatste plaatsing was het wacht schip Hr.Ms. Neptunus, waar de bemanning in verblijven sliep met steeds vier 'tampatjes' boven elkaar geplaatst. Zweetsokken werden ter droging voor de ventilatieroosters gehangen, de lucht was er dan ook om te snijden. Op een saaie zondag waarop voor de laatste maal de wacht moest worden gelopen werd aan een passerende moeder, die vergezeld werd door twee mooie dochters, gevraagd of zij haar dochters ook ging verloten. Het wachtsvolk zou in dat geval wel even alle lootjes kopen. Altijd prijs. De moeder wees het voorstel verontwaar digd van de hand. Aan humor dus geen gebrek. Op 5 juni 1956 werd mij, tot nadere oproeping, ingevolge machtiging van de minister van marine door de com mandant van Hr.Ms. Neptunus groot verlof verleend. Van die nadere oproeping is nooit wat gekomen. Wel heb ik tot aan mijn pensionering getracht als burger (de allerhoogste rang bij de marine) een bijdrage te leveren aan het defensie apparaat. L. Lasschuijt. 18

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Levend Verleden - Den Helder | 2008 | | pagina 20