nog steeds op de radio. Het was een
programma met vooral rustige instru
mentale muziek van orkesten die toen
zeer bekend waren.
Daarnaast waren er natuurlijk de hit
parades die door dit station werden
uitgezonden en waar wij de bij onze
generatie populaire muziek hoorden.
In dit kader moet zeker ook het pro
gramma op de Nederlandse radio
(Vara) genoemd worden dat gepre
senteerd werd door Pete Felleman.
Deze, we zouden nu zeggen, disc
jockey was een begrip in heel jeugdig
Nederland en met zijn speciale stem
en voor hem typische wijze van aan
kondigen van de nummers, een van
de meest geliefde presentatoren in
naoorlogs Nederland.
Bekende 'dukdalven' in de radiopro
gramma's waren de geluiden van de
Avro-klok en de Vara-Haan die elke
morgen kraaide. Daarnaast natuur
lijk de om ongeveer kwart over acht
uitgezonden strijdliederen van de
Vara en het 'Wees gegroet Maria' dat
om klokslag twaalf uur door de Kro
werd uitgezonden en niet te vergeten
de Bonte Dinsdagavond trein van de
Avro met het duo Snip en Snap (Willy
Walden en Piet Muyselaar)
Daarnaast werd er rond het middag
uur dikwijls uit jeugdboeken voor
gelezen en ik haastte me dan ook uit
school meestal vlug naar huis om dit
niet te missen.
Een van de in die tijd onder de jeugd
zeer populaire bladen was 'Tuney
Tunes' en ik kende dan ook vrijwel
alle songteksten uit het hoofd die daar
maandelijks in werden gepubliceerd.
Ik heb er nog steeds spijt van dat ik
die bladen, na ze jaren bewaard te
hebben, uiteindelijk bij het oud papier
heb gegooid. Waarschijnlijk zijn ze
onderwijl voor verzamelaars veel geld
waard.
Een ander blad dat veel gelezen werd
was 'De Lach', die in het algemeen
uitsluitend bij de kapper werd ver
slonden omdat dergelijke, voor die
tijd zeer frivole, literatuur in huis
niet werd toegelaten. Uitzonderingen
waren er natuurlijk wel, want bij mijn
oom en tante hadden ze een leespor
tefeuille waarin ook 'De Lach' zat,
naast een aantal andere, voor die tijd
wat minder gewaagde, bladen.
Pianolessen
Toen ik een jaar of acht was besloot
mijn moeder dat er iets aan mijn
culturele ontwikkeling zou moeten
gebeuren. Bij Strang werd een piano
besteld en ik werd op pianoles ge
daan. Deze lessen zouden worden
gegeven door de toen bekende heer
Krijgsman in een pand dat hij bezat
in de Koningstraat. De heer Krijgs
man, die blind was, had bepaalde
opvattingen over de pianostudie die
mij als kind bepaald niet aanspraken.
Nadat hij zich vijf minuten met mij
had bemoeid werd ik moederziel al
leen gelaten in de zaal waar de piano
stond, met de opdracht dat ik maar
notenbalken moest gaan oefenen. Dat
hier niets van terecht kwam moge
duidelijk zijn. Nadat dit enkele we
ken had voortgesukkeld gaf ik thuis
te kennen, dat er uit mij nooit een
groot pianist zou groeien en werd
de bestelling van de piano in allerijl
geannuleerd. Jarenlang heb ik hieraan
traumatische herinneringen overge
houden. Want eigenlijk vond ik het
later wel zonde, dat ik het pianospelen
nooit geleerd had. Sterker nog, dat ik
geen noot zo groot als een olifant kon
lezen. Dit heeft geduurd tot ik, naar
aanleiding van zijn vraag waarom ik
nooit iets had leren bespelen, aan Jan
Limburg mijn kortstondige muzikale
carrière beschreef en hij zei: "Hoe
hebben ze je ook ooit naar Krijgsman
kunnen sturen?"
Overigens had ik gedurende enige tijd
ook nog andere contacten met Krijgs
man, want hij was tevens dirigent van
kinderkoor 'Ons Genoegen'(O.G.)
waarin ik een tijdje dapper heb mee
gezongen. Toen ik echter naar de Ko
ningsweg verhuisde was ook dit snel
ten einde.
Padvinderij
Toen ik een jaar of tien was kwam ik
bij de padvinderij en wel bij de chris
telijke variant daarvan. We hadden
een onderkomen in enkele bunkers
langs een deel van de Linie die, vanuit
Den Helder gezien, aan de rechter
kant lagen van de weg naar Huisdui
nen. Veel weet ik van de drie jaar die
ik daar op ben geweest niet meer. Wel
ben ik er van overtuigd dat het voor
jongeren een leuke manier is om de
vrije tijd te vullen. Te meer omdat je
dingen leert, zoals het werken in een
groep, die je op andere plaatsen niet
zo gauw leert.
Eind lagere school en verder
Onderwijl naderde de lagere school
tijd zijn einde en kwam ik bij meneer
Muts terecht. Aan dat jaar bewaar ik
de beste herinneringen en bij hem
had ik het dan ook geweldig naar
m'n zin. Achter in de klas lagen altijd
grote hoeveelheden (school)boeken
en als je klaar was met je werk, mocht
je daarin gaan lezen. In die tijd heb ik
heel wat van die boeken verslonden.
Het was daar, dat ik bijvoorbeeld voor
het eerst las over Otto von Guericke
en zijn experimenten met de Maag
denburger halve bollen. De tijd bij
meneer Muts maakte alles goed wat ik
in de vierde en vijfde klas had moeten
ontberen.
Cor Bakker, Valthermond
(wordt vervolgd)