Herstel van Westgracht 9 (beeldbank HHV).
bivakkeerden een groot deel van de
tijd in het vrijstaande huisje aan de
Molengracht dat achter onze garage
op Westgracht 10 lag. Uit dit huisje
nu, keek men vrijwel recht in de steeg
achter de zaken aan de Spoorstraat.
Zo was het mogelijk dat lek van Gel
der op een ochtend aan mijn vader
zei, dat hij twee mannen bezig had
gezien met inbreken in een winkel
aan de Spoorstraat via die steeg. Mijn
vader op zijn beurt stuurde mij, toen
net nog 13 jaar oud, lopend naar het
politiebureau, toen gevestigd aan de
Kerkgracht vlak bij de Van Galen
straat. Ik moest daar maar zeggen
dat ik het zelf gezien had, want lek
bestond immers helemaal niet en
kon dus niet genoemd worden. De
kans dat ik mij zou verspreken was
er niet, omdat ik helemaal vertrouwd
was met de omgang met geheime
zaken. Ik kan mij voorstellen dat
deze gang naar het politiebureau
verbazing wekt: immers, een huis
arts kan toch de telefoon pakken en
de politie bellen?! Nu, dat was niet
mogelijk. Er waren nog slechts en
kelen die telefoon hadden. En daar
hoorde mijn vader niet bij, omdat hij
'deutschfeindlich' was. De patiënten
hadden overigens ook geen telefoon,
dus een probleem was het niet. Wat
ik precies heb gezegd bij de politie
weet ik niet meer, maar er gingen een
politieman in burger en een agent in
uniform met mij mee en zo kwamen
we, wederom lopend, gedrieën in die
steeg waar ik echt niet wist in welk
poortje we moesten zijn. Gelukkig
kwam vader ook en hij wist dit wel
heel precies. Op een gegeven ogenblik
haalde de man in burger een pistool
te voorschijn en ging met dit pistool
in de hand door het poortje naar bin
nen (het was dus niet op slot). Even
later hoorden we een schot en toen
het daarna enige tijd stil was gebleven
Het vrijstaande (witte) huisje op
Molengracht 63, het onderduikadres
van het Joodse echtpaar Van Gelder
(beeldbank HHV).
zei vader: "Ik geloof dat het nu mijn
beurt is" en verdween ook door het
poortje. Wat die agent in uniform
intussen deed, weet ik niet meer. Toen
duurde het wat langer, maar tenslotte
ging het poortje weer open en ver
scheen er een man met de handen in
de nek, gevolgd door de politieman
in burger met het pistool in de hand.
Hij zei dat hij de andere inbreker had
neergeschoten, omdat die hem had
aangevallen en dat hij nu met zijn ar
restant naar het bureau zou gaan. Met
twee meter tussenruimte, de arrestant
voorop, verdween het tweetal in de
richting Palmstraat.
Nadat ik nog weer enige tijd had
staan wachten verscheen vader weer.
Hij zei tegen mij"Die vent gaat
dood, maar zeg dat niet tegen lek,
want die voelt zich dan schuldig en
daar kan hij niet tegen". Samen gingen
we toen weer naar huis.
Het is heel verwonderlijk, maar hier
mee eindigt dit verhaal. Er is over dit
voorval nimmer meer gesproken en
ik heb dus ook nooit gehoord hoe het
met de beide inbrekers, of eigenlijk
moet ik zeggen plunderaars, is afge
lopen.
P.P. Loesberg, Bennekom
109