fietsen, handwagens en trekkarren om hun kostbaarheden te vervoeren. Zij gingen vooral naar de boeren uit de omgeving, want die waren natuurlijk degenen die over voedselvoorraden beschikten. Overigens was het ook voor ons niet altijd even gemakkelijk om aan voedsel en brandstof te komen, terwijl de prij zen er voor die tijd ook niet om logen. Het kwam bijvoorbeeld wel voor dat een agrariër voor een ei rustig drie kwartjes durfde te vragen. Een deel van het voedselprobleem kon gelukkig dikwijls wel worden opgelost door aan een boer die het koren van het veld gehaald had te vragen of we het betref fende veld mochten afstruinen (arenle- zen achter de maaiers) en zo koren bij elkaar te krijgen dat dan bij een mole naar in Haule werd gemalen tot meel, waarmee gebakken kon worden. Ook aardappelen konden we op die manier in bezit krijgen door een veld, dat het jaar daarvoor was gebruikt voor de aardappelteelt, na te zoeken op achtergebleven aardappelen, de zogenaamde opschieters. Verder wer den er natuurlijk ook wel suikerbieten gegeten. Die kreeg je als kind wel van een boer, als je een middag had gehol pen op de boerderij met bijvoorbeeld het binnenhalen van het hooi. Als brandstof werd op grote schaal turf gebruikt en dat kon dan de zachte lange turf zijn of de veel har dere en in kleinere stukken aangele verde baggerturf. Het aanvullen van de brandstofvoorraad was redelijk gemakkelijk, want dan rooiden we in de bosrijke omgeving een paar bo men, meestal berken, en sleepten die naar huis. Ik weet dat het een keer is gebeurd dat we een boom gerooid hadden en de boer tegenkwamen van wie het bos was waar de boom uit afkomstig was. Hij was hier duidelijk niet van op de hoogte, want toen wij hem vroegen om de boom ach ter zijn kar een stuk mee te slepen deed hij dit zonder enig probleem en bracht hem zelfs thuis. De turf werd aangevoerd uit andere gebieden en dit gebeurde nog met zeilschepen die door de door Oosterwolde lopende Compagnonsvaart voeren. Als de wind tegen was, of wanneer de wind verstek liet gaan, werden die schepen getrokken (gejaagd) door paarden of mensen (dikwijls vrouwen) die dan over het 'jaagpad' langs het kanaal liepen. Verder was ik als jong kind er ook al van op de hoogte dat er bij mensen in de omgeving jonge Joodse kinderen waren ondergebracht, omdat de be zetter daar minder goede bedoelingen mee scheen te hebben. Dat ten aan zien hiervan ooit sprake van verraad is geweest, is mij nooit ter ore geko men, wat enigszins verwonderlijk is in een omgeving waar veel mensen toch erg veel van elkaar wisten en ook wel NSB-ers woonden. De bezetters De Duitsers waren in Oosterwolde in de woning van de burgemeester gelegerd. Voor het huis stond altijd een schildwacht. Mijn Duitserhaat De eerste bevrijder in Den Helder, hoek Spoorstraat-Keizerstraat (beeldbank HHV). 118

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Levend Verleden - Den Helder | 2008 | | pagina 16