Keizersgracht), bij de heer Lever. Er
waren in die tijd zeven klassen op de
lagere school. Op mijn twaalfde had
ik die doorlopen, want je ging al met
je vijfde naar de grote school. Maar
de leerplicht was tot je dertiende, dus
moest ik nog één jaar. Meester Lever
kwam nog thuis bij vader om te pro
beren om me naar de Mulo te krijgen,
maar dat kon niet, één kind voortrek
ken bij de andere. Nee, ik moest aan
boord op het schip. Dus dan maar
een tweede maal in de zevende klas,
waar ik met nog vier jongens apart les
van Meester Lever kreeg. Hij noemde
dat een soort Mulo. Dus op mijn der
tiende kwam ik op het schip bij mijn
vader en broer, die zes jaar ouder was.
We visten om garnalen in IJmuiden.
Dan ging je 's middags om vier uur
varen, je viste tot de volgende morgen
vier uur en dan moesten de garnalen
om vijf uur in de vishal staan, want
dan werden ze verkocht. We moesten
die garnalen levend houden, want die
waren voor Amsterdam. En die vrou
wen wilden alleen levende garnalen
om zelf te koken. Dan wisten ze dat ze
vers waren. We hadden in het schip
vier grote bunnen met gaatjes naar
buiten ingebouwd. Honderden gaat
jes, niet groter dan vijf millimeter in
doorsnede, anders gingen de garnalen
er door. Vooral als er veel zeegang
stond dan verspeelde je de garnalen
nogal gauw. Die zeefde dan door die
gaatjes naar buiten, dan hield je wel
alleen de grote garnalen over die dan
wel weer meer geld opbrachten. De
garnalen zette je in platte kisten in
de visafslag. In zo'n kist ging achttien
kilo garnalen, zo'n kist of lit zoals wij
dat noemden, bracht dan van de fl.
1,35 (wat de laagste prijs was) tot zo'n
fl. 6,00 op (wat dan de hoogste prijs
was).
Ook was er wel een tijd, dat je niet
meer dan vijftien van die litjes per dag
aan mocht brengen. Dan was je ook al
gequoteerd, maar dit vanwege de prijs.
Want als de garnalen doordraaiden,
kreeg je uit een pot fl. 1,35 uitgekeerd.
Met lelijk weer, dan bleven vaak de
kleinste vissersschepen liggen en dan
mochten de grotere schepen net zo
veel aanbrengen als ze konden vangen
en dan kreeg je vaak een mooie prijs.
Het was niet zo'n makkelijke tijd in
1937 - 1938 - 1939 al had ik er geen
erg in, want daar was ik nog te jong
voor. In 1940 brak de oorlog uit. Ik
was toen 16 jaar. We waren op zee,
niet aan het garnalen vissen, maar om
tong en schol. In die tijd was er weinig
tong in de zee. We hadden die nacht
één mand tongen gevangen 40 kilo
en tien mandjes schol, 's Nachts op de
10e mei om 3 uur kwamen er allemaal
vliegtuigen over. Mijn vader riep ons
(mijn broer en ik) want dat was de
gehele bemanning. Hij zei: "ik weet
het niet, dit staat mij niet aan. We
moesten maar naar huis gaan". Alle
maal vliegtuigen en zoeklichten. Wij
het net binnengehaald en naar de wal
gestoomd, waar een marineschip bij
de ingang van het Zuidgat of Schul-
pengat lag. Die praaiden we. We vroe
gen: "wat is er loos?" en die zei: "er is
oorlog. De Duitsers zijn ons land bin
nengevallen!" Wij het Zuidgat in. Er
kwamen tien botters (vissersschepen)
naar buiten, die zouden gaan vissen.
Ook een paar ooms, broers van mijn
vader. Op het laatst lagen we allemaal
bij elkaar en we riepen tegen elkaar:
"er is oorlog!"
Toen gingen we allemaal naar binnen,
(wordt vervolgd)
Jan T. Bremer
De HD 8g van
Bais. Op de
achtergrond
fort Harssens
(ca. 1950).
178