Aardkundig erfgoed Landschap De Nollen bedreigd
Tussen Huisduinen en Callants-
oog lag vroeger een uitgestrekt
waddengebied met een aantal
duinvormige eilandjes waaron
der Quelderduin (tegenwoordig
gehucht de Kooy), de Garst en de
Schooten (nu bekend als de Nol
len). Deze gebieden hebben bijge
dragen aan de wordingsgeschiede
nis van Den Helder. Vanaf deze
eilandjes, die waarschijnlijk in de
14e en 15e eeuw zijn ontstaan door
landinwaarts stuivend duinzand
afkomstig van de duinwal, werden
door de vroegere landbezitters pro
visorische dijkjes aangelegd voor
landwinning.
Van deze gebieden is Quelderduin
nagenoeg verdwenen. Alleen de
lichte glooiingen in het land achter
boerderij Kwelderbeek nabij het
industrieterrein Kooypunt ver
raden nog de aanwezigheid van
het vroegere landschap. Door de
uitbreiding en bouwdrift van het
nabijgelegen industrieterrein staat
dit gebied onder druk en het zal na
de aanstaande verhuizing van de
huidige boerderij bewoners vermoe
delijk wel verdwijnen. De restanten
van de Garst en de Nollen bevinden
zich in een wat betere staat. Toch
moet er voor gevreesd worden, dat
ook van deze gebieden de karakte
ristieke identiteit verloren zal gaan.
De Garst
Het binnenduingebied de Garst is
bereikbaar via een omhooglopend
pad vanaf de Nieuweweg en ligt
ingeklemd tussen bloembollen-
gronden. Van het gebied is van de
oorspronkelijke grote van 27 ha nog
maar 2 ha over. Er is veel verdwenen
door zandwinning voor de aanleg
van de spoorbaan tussen Anna Pau-
lowna en Den Helder (1865) en voor
het bouwrijp maken van gronden
van vooral de naoorlogse woning
bouw als Nieuw Den Helder en de
Vogelwijk. Op dit moment bevinden
zich op de Garst nog enkele duin
heuvels, wat Duitse bunkers en een
unieke begroeiing. Een aannemer
heeft een gedeelte van het terrein
ingericht als opslagterrein. Volgens
de vroegst bekende gegevens uit
het Rijksarchief te Haarlem was de
Callantsooger Adriaan Cornelisz
Vader een van de eerste pachters. In
Het Koegras met de binnendain-
gebieden in 1872.
1702 bewoonde hij de boerenplaats
op de Garst. Zijn grootste bron van
inkomsten was het weiden van grote
schaapskudden voor de opbrengst
van lammeren, schapenvlees, wol en
melk. Door de levering aan de sche
pen op de Rede van het Marsdiep
hadden de pachters van de gebieden
goede inkomsten. De afscheidingen
met het nabij gelegen de Schooten
en Quelderduin werden aangege
ven door natuurlijke grenzen als
zandkreken, slikken en zwinnen.
Werd daar door de natuur niet in
voorzien dan stonden er palen. De
boerderijen, in die tijd ook hofste
den genoemd, werden volgens het
Noord-Hollandse model gebouwd.
Hoeve de Garst stond vroeger mid
den in het gebied. Door de zandaf-
MARSÖIEP
mmm
HARSSEN ZAflD
gtffl SVftWt/c? /lS
BE SC HOI
IE.ZAHB
BE6AR5T
KWaDEROUII
Vlaveij K.DE6RAI
DOST ER WAA RD
(•WAARD/fjlbER
23