ningen opgescheept en stelde mij voor: koopt ze, dan kunt u er zelf over beschikken.' Zo gezegd, zo gedaan. Geld ge leend, huisjes opgekocht, huurders uit hun woning gezet en de wo ningen afgebroken. Vervolgens daar een bakkerij neergezet op naam van zijn toen zeventienjarige zoon Aarjen (1866-1950). 'En zoo groot werden Gods barmhartighe den, dat weldra niet minder dan 30 zak graan per week aan brood werd verkocht. Dit stelde ons natuurlijk gerust, al zou zelfs nog een heel dozijn kinderen ons worden toebe- trouwd.' Onbegrijpelijk als je dit al lemaal leest is dat Breet op dezelf de bladzijde schreef: 'ik dacht bij de oprichting (van de bakkerij) bij na uitsluitend aan de belangen van mijn zoon.' Hoezo uitsluitend aan mijn zoon? 't Waren toch vaders geldzorgen en burenoverlast! Drank 'Zoo te sterven, o dat is ontzet tend.' De vrouw was getroffen door een 'jeneverberoerte', een be roerte als gevolg van teveel sterke drank en ging sterven. Onbe keerd. Voor Breet was dat 't ergste wat een mens kon overkomen. Voor eeuwig verloren - denk je dat eens in. Breet heeft naar eigen zeg gen 'honderden malen aan ziek- en sterfbedden zoo in gasthuizen, als in het hospitaal der mannen' ge staan. En ook bij mensen thuis. Zo vertelt hij van een ongeveer veertig jarige stervende ex-prostituee aan de "deftige" Zuidstraat die hem bij zich riep. 'Ach meneer, toen u nog woonde daar tusschen de groote huize, (dat wil zeggen bordeelen) en in dat houten lokaaltje predikte, hoorde ik veel van uw prediking. En o! als ik u dan hoorde, dan dacht ik aan mijn vader, en dan smeekte ik God, mij nogeens daar uit te verlossen. En zo is 't ook ge beurd. Een zeeman heeft mij ge trouwd en nu woon ik hier Breet deed niet liever dan berouw volle zondaren bekeren. Zo ook die vrouw die eerst een dominee bij zich geroepen had omdat ze bang was te sterven. En wat had die vrijzinnige moderne predikant gezegd? 'Wel vrouw, ben je nog zoo dwaas om je te bekommeren over den dood en over een zogenaamde eeuwigheid?' De vrouw was nog wel zo wijs ge weest de dominee weg te sturen. Ge lukkig wist de buurvrouw raad, die stuurde Breet en die bracht het ware woord:'t Was haar aan te zien dat het gehoorde haar als hemelmuziek in de oren klonk. Niet den minste doodstrijd had ik bij haar kunnen bemerken.' Maar niet altijd ging 't zo simpel. 'Vader is ziek, of u bij hem wilt ko men 'Waar woont ge?' 'In de Vischstraat.' Meer zegt de jongen niet en als ze bij het huis komen, houdt hij zich op de achtergrond. De deur ging open 'Daar staat in de geopende deur een vreselijke ver woede kerel, bijna geheel naakten die schreeuwt met duivelsche woede mij toe: 'Ik kom in de naam van Beëlzebub.' Met dezelfden spoed gaf ik ten antwoord: "En ik kom in de naam van Jezus Christus! "Met dit woord zette ik hem den vinger op de ontbloote borst. Ik stapte op de drempel en hij trad achteruitIk zag hem slechts in zijne oogen en sprak niet. Daar valt hij voor mij op zijne knieën, vouwt krampachtig zijne handen en prevelt enige on verstaanbare woorden, doch ik be val: sta op, mij moogt ge niet aan bidden...' Een 'door sterken drank tot een be zetene gemaakte vader'. Ach,die waren er zo veel, aldus Breet. Van daar dat de jongen zei: Hij is ziek. Anders was de brave bakker wel licht niet gekomen, want dan had hij dagwerk gehad. Breet had achter een raam in zijn huis in de Vijzelstraat een openge slagen bijbel met een wit geschil derd bordje waarop in rode letters te lezen stond: Zegt mij mijn vriend Ziet gij mij niet Ik sta hier al zo lang en 'k bied U 't heil des hemels aan om niet Kom koopt en onderzoekt mij dan En zoo men niet betalen kan Zegt wis (zeker) mijn meester: daar - korban*. Onderteekend De Bijbel -■korban: het is een gave, Marcus 7 vers 11 Natuurlijk waren er lieden die Breet in de maling wilden nemen of, erger nog, molesteren. Zo werd hij op een nacht uit z'n bed gehaald door een bordeelmuzikant die om een gratis bijbel vroeg. Breet gaf de man een tractaatje mee tegen drankmisbruik. Lees dit éérst maar eens. Nadat de man vertrokken was, kleedde Breet zich aan, liep de straat op en hoorde bij een naburig café hoe de man onder grote hilari teit uit het tractaatje voorlas. Twintig jaar later ging Breet desge vraagd op bezoek bij een weduwe. Ze toonde hem een bijbeltje en een tractaatje waar ze erg aan gehecht was. Want zei ze, daar was haar man jaren geleden mee thuisgeko men. Hoe hij er aan kwam? Hij had er in elk geval vaak in zitten lezen. 'Was uw man soms muzikant in één van de grote huizen bij de brug?' Dat klopte. 'Welnu,' zei Breet, 'hier staat de man die hem dit ooit ter hand stelde blij te ho ren wat er van geworden is.' Engelenwacht Een verhaal dat in het 'jubileum boekje' van Breet niet voorkomt maar dat wellicht het bekendste ver haal over "Zalige Breet" is gewor den, is het verhaal van de 'Engelen wacht'. Het verhaal is ooit door Jaap Bijlsma, in de jaren vóór de Tweede Wereldoorlog redacteur bij de Hel- derse Courant, en zondagsschoolon derwijzer in het aloude evangelisa tielokaal in de Vijzelstraat, verteld

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Levend Verleden - Den Helder | 2003 | | pagina 9