eerste plaats behoorde allen arbeid op de Zondag te staken en een ge trouw bezoeker te worden der ker kelijke bijeenkomsten. En mocht het mij, zoo dacht ik, dan ook nog gelukken overwinnaar te worden van mijnen kwaadaardige driften, dan, ja dan zou ik een ander, en be ter mens wezen Helsche verontwaardiging Maar zo eenvoudig was 't toch alle maal niet. Hij vertelt omstandig hoe hij 'op zekere dag tot de heil loze ontdekking kwam' door een 'vriend' bestolen te worden, zoda nig 'dat mijne nog pas opgerichte zaak (bakkerij?) zeker te gronde ge gaan zou zijn, indien de diefstal niet ontdekt was geworden.' Toen vervolgens ook zijn 'raadsman' hem verried werd hij razend. 'Zoo vreeslijk was de uitwerking daar van op mijn bloed, dat in innerlijke woede en helse verontwaardiging mijne voeten zich keerden Waarheen? Tja, naar de kroeg. 'Nooit aan drank gewoon werd hij mij nu een toevlucht. En weldra werd én drank én slecht gezelschap oorzaak dat mijn driftig bloed, ko kend door de aderen bruisend, het toppunt van woede bereikte. O, vreeselijke machten des satans! Wie mij zag, trad verschrikt te rug...' Hoe het allemaal precies gegaan is blijft onduidelijk, maar 'een plotseling ontstane twist met een derde bracht mij er toe met vreeselijke krachtsinspanning door glasruiten heen te slaan, waardoor mij een ader in de nabijheid van de pols werd doorgesneden en ik machteloos door 't vele bloedver lies spoedig ineenzonk. 'Alle krachten, zelfs het spraakvermo gen hadden mij reeds begeven. Maar gelukkig, door Gods genade zagen 'eenige vrouwen die met windsels op mij toetraden en mijn arm omwonden' kans het bloed te stelpen. Tenslotte kwam de dokter die hem verder hielp.Toen Breet weer tot z'n positieven kwam werd zijn ziel 'overmeesterd door grote somberheid en diep gevoel van schaamte'. Het duurde even voor dat hij zich 'weder onder de men- schen durfde vertoonen'. Hij zoekt de eenzaamheid om daar, 'in de duinen verscholen', God te zoeken. Pagina's lang beschrijft Breet zijn geestelijke worstelingen en soms is het hem zwaar te moede: 'De Satan wist van deze gebeurtenissen ge bruik te maken en fluisterde mij in: 'Waartoe nog langer te leven?' En Wederom: 'Alles hebt ge aange wend, alles wilt ge offeren en het tegendeel van gelukkig te zijn werd Uw deel! Maak er een einde aan! Maar ik had een goede vrouw en twee lieve kinderen waaraan mijn hart gehecht was; wat moest er van hen worden?' Deze 'worsteling' moet plaats ge vonden hebben tussen 1863 en 1866, want dan heeft Breet twee kinderen (in leven): Dieuwertje (1861-1936) en Grietje (1863-1952). In 1866 wordt een derde geboren, weer een Aar jen (Arie)... Jezus redt Tenslotte zag hij het licht: 'Jezus al leen redt uit den nood. Hij is de van God gegeven Zaligmaker. Hij is het die verlost. Verlost uit de angsten der hel Maar er was nog iets. Hij was ook tot het inzicht geraakt dat hij er nooit toe kon komen 'leerstellingen door anderen gepredikt aan te ne men. Geen kerk of merk had voor mij eenige waarde. De bijbel, en daarin de persoon van Jezus als middelpunt, is immer gebleven mijn enige troost.' De kleinzoon van zijn oudste zus Jannetje, Pieter Graaff, formuleert het iets anders: 'Aanvankelijk was hij werkzaam in het officiële kerkverband, maar zo als het met dergelijke individualisti sche, min of meer autoritaire maar creatieve figuren gaat, kwamen er botsingen en wilde men deze 'lasti ge man' niet langer in zijn functies handhaven.' Breet begon toen zelf een zondagsschool, aanvankelijk in zijn huiskamer, later in de bakkerij en tenslotte in een lokaal dat met veel liefde en zorg werd gebouwd van geld dat door giften en brood bakken bij elkaar werd gespaard. Inderdaad is Breet niet direct 'voor zichzelf begonnen. Hij heeft het aanvankelijk wel degelijk gepro beerd via de "Vereniging ter ver breiding der waarheid". Deze ver eniging was opgericht in 1854. Het was een 'vriendenkring' van ortho dox hervormden, die zich afzetten tegen de vrijzinnige prediking in hun officiële hervormde kerk, maar die zich toch niet van de officiële kerk wilden afscheiden. Sedert 1864 beschikte men over een ver enigingsgebouw, de latere Palm- straatkerk. Er waren een jonge lingsvereniging, zondagsschool en een bibliotheek. De taak die Corne- lis Breet ten deel viel 'bestond in het terug halen van boekwerken ter lezing uit de bibliotheek afgege ven'. Dit lijkt een simpel loopjon gen-klusje, maar het was een ma nier om bij de mensen thuis te ko men. En 'dit eenvoudige huisbe zoek', aldus Breet, 'werd oorzaak, dat boodschap op boodschap tot mij kwam om kranken te bezoeken en bij begrafenisplechtigheden als leidsman voor te gaan.' Dat laatste was toch eigenlijk de taak van een predikant. Maar veel gewone men sen kwamen zelden in de kerk en een dominee was hen veel te 'def tig'. Breet zegt 't zo: 'De overheer sing van het Modernisme in de kerk, en der onkerkelijke volksklas se in wier midden ik hoorde, maak ten mijn arbeid gewenscht en noodzakelijk.' Breet werd vervol gens 'bij de openbare prediking tot voorlezer en voorzanger aange steld.' De vereniging beschikte toen nog niet over een orgel. Daarna be gon hij naar eigen zeggen in 1864, een 'eigen' zondagsschool, "Het Mosterdzaadje". En toen de evan gelist van de "Vereniging tot uit breiding der Waarheid" naar elders

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Levend Verleden - Den Helder | 2003 | | pagina 5