In de Opregte Haarlemsche Cou rant van 13 maart 1863 vond ik nog de volgende advertentie: KNECHT. HOUTZAAG MOLEN. Ondergeteekende, 2j jaren oud, van goeden getuigschriften voorzien, met het vak van Houtzagen volledig bekend en daarin tien jaren werkzaam geweest zijnde, door het overlijden van dezelfs patroon en het dien ten gevolge amover- en der Molen, op den isten Mei aan staande buiten betrekking gerakende, zag zich gaarne tegen dien tijd weder als zoodanig geplaatst. W.FABER, 2e Knecht aan de Houtzaagmolen De Onderneming te Nieuwediep Verhuizing naar Barsingerhorn Jan Spaans jr. was aanvankelijk timmer man/molenmaker, maar hij werd al snel actief in de gemeentepolitiek. Eerst als raadslid, later als burgemeester. Zijn zoon Dirk volgde hem in zijn voetsporen en zou later ook nog burgemeester van Barsingerhorn worden. Op het moment dat de molen gekocht werd had Dirk het timmer- en molenmakersbedrijf van zijn vader reeds overgenomen en hij zou de ge kochte molen gaan opbouwen en in ge bruik nemen. Daartoe kocht hij op 5 sep tember 1863 van het Weezen Armbestuur der gemeente Barsingerhorn een perceel weidegrond in de Hooglandsch Polder aan de Heerenweg naar Schagen, kadastraal bekend onder Sectie C, nummer 4, ter grootte van 59 roeden 30 ellen, waarop de molen zou worden opgericht. Aanvraag vergunning Voordat met de bouw van de molen kon worden begonnen moest Dirk Spaans uiter aard eerst een vergunning aanvragen. Hier toe had hij op 27 april 1863 reeds een ver zoek ingediend bij de Heeren Gedeputeerde Staten van Noord-Holland te Haarlem. Op 29 april werd vanuit Haarlem al om advies gevraagd aan Burgemeester en Wet houders van Barsingerhorn, die lieten we ten geen bezwaar te hebben. Hun brief ging vergezeld van een proces-verbaal dat was opgesteld na een onderzoek onder de naast- wonenden. Gehoord waren: Comelis Jans- zoon, landman, Hendrik Harp, landman, Pieter de Graaf Az., rietdekker, Jacob Kromhout, arbeider, Jan Stins, arbeider en Louris Wit, arbeider. 'Alle verschenen per sonen verklaarden eenparig en ten stellig- sten, dat zij geen bezwaar hadden tegen het opbouwen en in werking brengen van eenen door wind gedrevenen houtzaagmolen op de aangewezen plaats. Vóór het einde van 1863 stonden op het ge noemde perceel grond de houtzaagmolen, een schuur en een huis. Volop in bedrijf De molen was in 1864 al volop in bedrijf. Volgens het 'Verslag van de Toestand der Gemeente' werkten er vijf man tegen een loon van 6,= per week. De productie van de za gerij was circa 500 m3 per jaar. In de loop der jaren werd er op het terrein nog het een en ander sa mengevoegd en bijgebouwd, zodat er in 1871, behalve de molen en de schuur, drie huizen onder één dak stonden, waarschijnlijk knechtswo ningen. Brand In 1873 brandden de houtzaagmolen en de schuur tot de grond toe af. In de leggers van het Kadaster is dat simpelweg te zien aan het feit dat de grond waarop molen en schuur stonden na de brand wordt omschreven als 'erf. Kennelijk stond er niets meer overeind. In de Purmerender Courant van 6 augustus 1873 verscheen over de brand het volgende bericht: Kadastrale kaart van Barsingerhorn (sectie C) van omstreeks 1830, met details over de bebouwing van het molenterrein in 1864 (direct na de bouw van de molen) en 1834 (na de brand en de herbouw). (Kadaster Alk maar; bewerkt door F. Muller) 79

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Levend Verleden - Den Helder | 2003 | | pagina 19