het feest te openen, en ik stapte de
katheder op. Maar toen door mij
een lied zou worden opgegeven,
tikt eene vrouw met haar zesjarig
zoontje, een vroegeren leerling van
de bewaarschool op den arm, mij
op den schouder, en zegt: Och
mijnheer, mijn Hendrik is reeds
lang blind, maar hij hield niet op te
vragen, om het kerstfeest bij u te
mogen vieren; zie hier heb ik hem
maar ach, hij kan u niet zien en
niets van alles wat hier is. Maar
...Hij heeft gevraagd, of ik u wilde
vragen, voor hem te bidden, en hij
zegt: "Dan zal de Heere Jezus zij
nen oogen openen!". Deze laatste
woorden, ik wil dit bekennen gre
pen mij geweldig aan. 'T Was direct
in mijne ziel: Och kind wat stelt ge
een verwachting in mijne bede! En
als ge nu teleurgesteld wordt! En
wat zal dan 't publiek zeggen? Ge
lukkig echter, ik herstelde spoedig,
en waar de menigte wachtende
was, deed ik mijn mond open, en
zeide: Hier onder de kerstboom zit
een jongsken, dat niemand en niets
van al wat hier is, kan zien; zijne
oogen zijn reeds lang gesloten, en
tevergeefs hebben doctoren be
proefd hem het licht te doen aan
schouwen. Toch is hij hier, en
Hij zegt, als ik voor hem bid, dan
zal de Heere Jezus zijne oogen ope
nen. Laat ons dan, voor alle dingen
voor dezen bidden. Alles bevond
zich onder een werkelijk machtigen
invloed, en een ademlooze stilte
vervulde ons lokaal. Ik had gebe
den, en op onze gewone wijze werd
- ik moet zeggen zonder om 't be
wuste kind te denken, dewijl zulke
feestvieringen alle gedachten in be
slag nemen, met blijdschap feest
gevierd. De tijd was voorbij. Allen
waren voldaan en gereed tot ver
trekken, en na dankgebed werden
de deuren geopend. Ook de moe
der, met haren blinden Hendrik
treedt naar buiten. Maar wie wordt
niet ontroerd? Daar springt die jon
gen op, en klapt met de handen, en
verheft zijne stem, als die van een
bazuin, en roept: Mijne oogen
zijn open! Van schrik zonk de moe
der ineen, terwijl haar Hendrik, als
buiten zijn zinnen, huppelde van
vreugde. Dat deze dingen als een
lopend vuurtje zich heinde en ver
ren een weg baanden, laat zich be
grijpen, en vooral uit de straat, waar
deze vrouw woonde, liepen tot zeer
laat in den avond de lieden in en uit
om zich van deze geschiedenis te
overtuigen.
Jan. T. Bremer
Uit: De hand des Heeren in het leven
en den 25-jarigen evangeliearbeid van
C. Breet Azn, broodbakker-evangelist
te Helder, i8g6, bladz. 85-87.
(wordt vervolgd)