CORNELIS BREET, broodbakker en evangelist (1835-1916) (deel 55 De meeste inwoners van Huisdui nen, Helder, Willemsoord en Nieuwediep leefden in de jaren rond 1870 op de rand van het bestaansminimum. Had vader geregeld werk, dan ging het meestal wel goed, al kon men doorgaans weinig opzij leggen. Maar o wee, als vader geen werk had, hetgeen in de winter nogal eens voorkwam of wanneer er ern stige ziekte heerste in het gezin, om nog maar te zwijgen van de mateloze ellende als vader zich aan sterke drank te buiten ging. Armenzorg was bittere noodzaak. Toch was het in de allereerste plaats een zaak van de diaconie, pas in tweede instantie van de gemeente (algemeen armbestuur). De bedeling vond vooral plaats in de vorm van verstrekking van voedsel, kleding, turf en hout, zo min mogelijk in geld (huishuur), gemiddeld zo'n 50 cent per week. Het aantal gezinnen dat onder de bedeling viel was omstreeks 1870 gemiddeld ca. 200. De legen darisch geworden Cornelis Breet (1835-1916) vertelt: 't Werd bij mij regel om bij het doen van huisbe zoek bij armen een roggebrood mede te nemen, en bleek het nodig te zijn dan ook een gave in geld hier aan toe te voegen. Hoe groot de nood soms kon zijn blijkt uit zijn volgende verhaal: 'De vader van het gezin, een goed man, bracht mij voor de slaapplaats zijner kinderen en toonde mij een zeer versleten moltondeken, waar mede deze gedekt werden. Met een gevoel van schaamte ontblootte hij zijn borst en zeide: Zie mijnheer, dit is mijn eenige kleeding, wijzen de op zijn boezeroen. En als nu voor ons de tijd van slapen aan breekt, zie, dan leggen wij onze kinderen op de vloer, en dekken hun met mijnen boezeroen en gaan wij onze naakte leden met dien de ken dekken'. Breet wist niet beter te doen dan naar huis te gaan en uit zijn vloerkleed vier flinke dekens te snijden, waarvan twee direct te hunner beschikking ge steld werden. Ty perend voor deze doe- het-zel- ver m en-ar- menzorg is hoe hij een "zeventigjarigen verarmden man in een on der de pannen getimmerde afschut ting op een handvol zeegras aan trof' en zei 'Wat zal daar gepredikt worden? Ga uit van dit varkenskot en wordt warm? Neen! Hier doen woorden geen nut. Ik ging dan ook heen en zeide: Ik kom aanstonds terug. En hij kwam terug met een vloerkleed-deken en met voedsel. Maar ook met het Woord. De her vormde broodbakker Cornelis Breet, afkomstig uit een oud-Hel ders geslacht, had weinig op met de officiële hervormde kerk. Te mo dern, te vrijzinnig. Hij was daarom zelf samenkomsten gaan houden in een daartoe aan zijn bakkerij ge bouwd lokaal, waar hij twee jaar la ter ook een bewaarschool begon. Toen de ruimte te klein werd be sloot hij een plek grond van zes honderd vierkante meters... aan te kopen... in een der volkrijkste buur ten der zooge naamde Nieuw- stad'. De mees te arbeiders woonden in veelal onge plaveide straten en stegen. Er ging bijna geen ge- meente- raadsverga- dering voor bij of er kwa men vragen over bestrating, riolering of straat verlichting. "Ik zou de gezondheidscommis sie eens willen uitnodigen in loco een inspectie te willen maken aangaande de sloot tussen Vla ming- en Kroonstraat, die geen sloot meer is. 't Is van begin tot ein de een geregelde mestput, opge vuld met faecale stoffen, die de huismoeders niet meer kwijt kun nen". Aldus een ingezonden stuk gedateerd 27 mei 1867. De contrac ten voor de vuilnisafvoer, Dr. Sar- phatie uit Amsterdam liet vuil en

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Levend Verleden - Den Helder | 2002 | | pagina 23