Werf verplaatst
5
een goed huwelijk. Ondanks alle
zorgen en verdriet, vertelde zij, was
er thuis plezier en hadden ze vrede
met hun bestaan, maar dan praten
we al over de Helderse periode.
In de eerste huwelijksjaren te Vlis-
singen stapelen de zorgen zich op
als twee kinderen in het gezin jong
overlijden en kort erna ook het
nieuws doordringt dat de marine
werf uit Vlissingen zal verdwijnen
in verband met de omschakeling
van houten naar ijzeren schepen en
van zeil- naar stoomvaart. De moge
lijkheden om deze ontwikkeling te
realiseren, blijken beter te zijn in
Amsterdam, Hellevoetsluis en in
Den Helder dat bovendien een ha
ven heeft die zichzelf op diepte
houdt en 's-winters vrijwel ijsvrij is.
De berichten over de verplaatsing
zullen veel onrust in Vlissingen te
weeg hebben gebracht, want het be
tekent dat er naar Den Helder een
soort volksverhuizing op gang komt,
met een onzekere toekomst voor de
emigranten.
Volksverhuizing
Tussen 1862 en 1868 verhuizen
honderden werklieden en hun ge
zinsleden naar Nieuwediep waar ze
huisvesting krijgen in snel gebouw
de straten, met name in de Vla-
mingstraatbuurt en in de Pilo (om
geving Nieuwstraat). Het gezin Van
Loo is in 1867 aan de beurt om
naar Den Helder te vertrekken waar
het op 10 september in het bevol
kingsregister wordt ingeschreven.
Mijn grootouders woonden in de
Vlamingstraat en later in de ie en
2e Vroonstraat (nr. 13).
Opa Van Loo, vroom katholiek, gaat
in Den Helder getrouw en opge
wekt met de kinderen naar de H.H.
Petrus en Pauluskerk op de Kerk-
gracht (waar mijn vader op 25
maart 1879 door kapelaan Damen
is gedoopt) en mijn grootmoeder
stapt monter, maar wel alleen, naar
de hervormde Nieuwe Kerk nabij
de werfpoort. Als haar dit kennelijk
te gortig wordt, dringt zij er bij haar
man op aan dat het jongste kind,
ons aller tante Jans, in het vervolg
met haar meegaat naar de Nieuwe
Kerk en daar heeft mijn grootvader
vrede mee. Binnen de familie moe
ten ze heel ruimhartig met andere
geloven en gelovigen zijn omge
gaan want we vinden de kinderen
-door hun huwelijken met anders-
denkenden- terug als Luthers, Her
vormd en Doopsgezind. Tante Jans
keert later vol overtuiging terug
naar de R.K. kerk maar mijn vader
Louis van Loo houdt zich afzijdig
van de kerk. Het wordt moeilijk als
mijn grootvader ziek wordt en niet
meer kan werken, wat betekent dat
het gezin (nog met drie kinderen)
moet rondkomen van een uitkering
van drie gulden per week, aange
vuld met de wekelijkse verdiensten
van zoon Jan die al op twaalfjarige
leeftijd als zeilmakersleerling op de
Rijkswerf is begonnen. De R.K.
kerk zorgt voor wat extra voeding
voor mijn grootvader, maar tenslot
te overlijdt hij in 1897.
Louis van Loo,
mijn vader wordt eveneens al vroeg
ingezet om de inkomsten thuis op
peil te houden. Nog op de lagere
school zorgt hij voor bijverdiensten
door het schrijven van adressen
voor de plaatselijke
Zeilmakers op
de Rijkswerf in
het jaar t8q2,
op de voorgrond
rechtsonder lig
gend in donkere
kleding Louis
van Loo.