Levy Crunwald
Wat zou er van hem geworden zijn?..
Dat is een vraag die bij iedereen wel eens opgekomen zal zijn! Je bent
iemand uit het oog verloren en soms na vele jaren springt door een of
andere gebeurtenis of in een gesprek opeens de naam in je herinnering
en het eerste wat je je dan afvraagt is: wat zou er toch van hem of haar
geworden zijn? Mij overkwam dit toen ik in een vorig nummer van
Levend Verleden de naam van Levy Grunwald tegenkwam in een notitie
van wijlen Hoogenboschi.
Ik was meteen helemaal terug in het vooroorlogse Nieuwediep!
Vooroorlogs
Levy Grunwald was toen een be
kend en markant stadgenoot. Ik
kende hem goed. Niet alleen als
schrijver van vele, door drukkerij
Egner uitgegeven boekjes over
strandingen en reddingen op onze
kust. De opbrengst van die uitgaven
kwam ten goede aan het mede op
zijn initiatief opgerichte Dorus Rij
kersfonds, dat steun verleende aan
de vaak behoeftige gezinnen van de
'blauwe zeeridders' zoals hij ze
noemde. Maar ook kende ik Levy
als journalist van de Helderse Cou
rant en producent van vele reporta
ges onder de doorzichtige schuil
naam Yvel Dlawnurg. Ik kwam
hem nogal eens tegen op 'de krant'
in de Koningstraat. In maart 1934
was ik vast medewerker aan die
krant geworden met de rubriek 'Uit
de natuur' en zo in het wereldje van
de Helderse journalistiek beland.
Tot dat wereldje behoorden Jaap
Bijlsma, Brouwer bijgenaamd 'het
zwarte gevaar' om zijn scherpe kri
tieken, Toon van Kampen (de latere
Zo ondertekende de stamvader David
Crunwald in 1835 de geboorte-akte van
zijn zoon Moses Aron. (Akte van 13-04-
1833 burgerlijke stand Oldenzaal in Rijks
archief Overijssel).
Anthony) en ook Levy Grunwald.
Hij was een kleine man, een beetje
hoog in de schouders, had levendi
ge zwarte ogen en een fraaie zwarte
snor. Hij maakte de indruk het al
tijd druk te hebben en kon het pro
totype zijn van 'de razende repor
ter', altijd gehaast. Zo liep hij ook:
met korte, snelle pasjes, bijna drib
belend. Meermalen maakten we
een praatje op de redactie: voor een
langer gesprek had hij kennelijk
nooit tijd. Hij was altijd erg vrien
delijk, gezellig ook, en praatte le
vendig, druk gesticulerend. Hij
vond mijn artikeltjes 'kostelijk' -
was ik als 16-jarige HBS-er even blij
met dat oordeel! -, maar voegde er
direct aan toe dat hij voor dergelijke
hobby's geen tijd had. Dat zat er
ook wel in. Die tijd had hij gelukkig
wél voor zijn zeeridders. En toen
Dorus Rijkers bij een referendum
verkozen werd tot Nederlands
meest populaire persoonlijkheid en
daarmee een reis naar en een week
verblijf in Parijs won, maakte Levy
tijd om met Dorus mee te gaan
naar de lichtstad omdat Dorus aan
vankelijk niet veel trek had om op
reis te gaan: wat moest een ouwe
zeebonk als hij nou in Parijs doen
en nog wel in zijn eentje! Maar
Levy begreep ook wel dat er leuke
kopy in dat uitstapje kon zitten! Ik
herinner mij nog een foto van die
reis waarop Dorus, de borst vol me
dailles, bij het Graf van de Onbe
kende Soldaat staat, met naast hem
Levy Grunwald, die een toespraak
houdt, denkelijk in het Frans want
hij leest hem van een papier. Toen
ik het boekje dat Levy over deze reis
schreef, 'Dorus Rijkers in Parijs'
getiteld, via de Historische Vereni
ging in handen kreeg, kwam ik die
foto weer tegen. Nog een andere
foto, die ik mij herinnerde, waarop
Levy bij de begrafenis van Dorus
Rijkers het woord voert, vond ik te
rug in het bekende boekje van Cees
J. Schellinger 'Kent U ze nog... de
Jutters?'.
Behalve Levy Grunwald zelf, kende
ik ook zijn beide kinderen. Zijn
dochter Rossetta zat een klas hoger
dan ik op de Rijks HBS aan de Ka-
naalweg, zijn zoon Isaac een klas
3°