2
wege het College Zeemanshoop te Amsterdam,
aan Cornelis Dito alhier, eene fraaije zilveren
tabaksdoos met toepasselijk opschrift uitge
reikt, ter zake van edelmoedig gedrag bij het
redden van schipbreukelingen." De bemoeien
is van dr. A. Boomsma blijkt uit het archief
van het College Zeemanshoop. Daar was op
12 februari 1852 een brief van de waarnemend
burgemeester binnengekomen (deel 53 no
2676). Het College besluit dan een bus te plaat
sen in de Collegekamer (deel 26, blz. 330).
Ruim een maand later (30 maart 1852) bericht
de secretaris van Zeemanshoop dat er (slechts)
f 10.50.0 is ingezameld. Besloten wordt een
zilveren tabaksdoos met "toepasselijke inscrip
tie" te doen vervaardigen; het College zal het
tekort zelf aanvullen." (deel 26, blz. 335).
Hoewel de tocht niet met de reddingboot was
volbracht ontving Comelis Dito eveneens een
zilveren medaille van de Noord en Zuid
Hollandse Redding Maatschappij (NZHRM).
Tenslotte werd er een reuze rijm over het gebeu
ren gemaakt door de heer Jacob Karsman, par
ticulier en beoefenaar der dichtkunst te Ant
werpen. Dit gedicht van 28 verzen van zes
regels, verschenen te Antwerpen bij P. F. Slaets
in het jaar 1853 in de bundel "Rijmtuil", werd
twaalf jaar later geplaatst in de Helderse en
Nieuwedieper Courant (9-7-1865). In dat jaar
bezocht Karsman een van zijn vrienden in Den
Helder. Hij maakte toen van de gelegenheid
gebruik "om den door hem bezongen men-
schenvriend te zien en hem onder een warmen
handdruk zijn hulde te brengenDe krant
maakte "gaarne gebruik van deze gelegenheid
om een der vroegere voorvallen uit het leven
van Comelis Dito in herinnering te brengen,
nu hij in de vorige week weder de oorzaak was,
dat twee zijner makkers van een anders wis
sen dood werden gered". De redding waar de
krant op doelt was die van de Urker visser
Willem Kramer en zijn knecht die in de och
tend van 17 maart 1862 door een storm over
vallen werden en met hun botter vastraakten
op de Haaksgronden. Cees Dito en nog "drie
wakkeren gezellen" haalden in zijn vlet de man
nen aan wal. "De redders vonden de beloning
voor hunne daad, zoo vol zelfopoffering, in de
goedkeuring en toejuichingen der menigte,
maar meest nog in het zalige gevoel dat hunne
edele ziel er door genoot". Aldus de boven
meester D. Dekker. Geen medaille dit keer en
al helemaal geen geld. Datzelfde gold ook voor
de redding van de bemanning van het vissers
vaartuig Y.H.334 dat in de nacht 13/14 novem
ber 1861 voor Huisduinen was vergaan en voor
die van de bemanning van een Engelse vis-
schuit, gestrand op 5 november 1862. Bij de
redding van de engelsen had, volgens de Hel
derse onderwijzer Chr. v.d. Hilst, de Huisduiner
Klaas Duit (1820-1891), na een vergeefse
poging van Cees Dito, zwemmend een lijn
verbinding met het vaartuig tot stand gebracht.
7) Dit laatste gebeurde blijkbaar toch wel vaker,
maar dan werd er niet zo'n ophef over gemaakt
als bij de schipbreuk van de Gezina Jantina.
I/LETTERMAN.
Comelis Dito wordt in de stukken meestal als
visserman of vletterman, soms als sloeperman,
een enkele keer als werkman aangeduid. Hij
was, als alle anderen, gewend "van alles" aan
te pakken. Wanneer ze de visserij niet beoe
fenden zwierven ze in hun vletten over het
water om te zien of ze hun diensten konden
aanbieden aan binnenvallende schepen.
Wanneer ze maar half dachten dat er een schip
op komst was voeren ze in hun kleine open
vletten bij nacht en ontij soms uren ver de
Noordzee op om toch maar tot de eersten te
behoren die hun assistentie bij het binnen
brengen konden aanbieden. "Die assistentie
bestond in het uitbrengen van ankers of tros
sen en het meren of vastmaken, het schip in
zijn richting houden door met de vlet den boeg
van het groote schip naar links of rechts te trek
ken, bij windstilte het schip bestuurbaar te hou
den door er vóór te trekken met de vlet en hon
derd andere grootere of kleinere diensten te ver
richten bij den gevaarvollen tocht van Noordzee
tot haven door het doolhof van zandbanken
voor den ingang van het Marsdiep". Aldus
meester Heeroma. 8) En zo kon het gebeuren