vaart de produkten op die hij die dag op zijn
kar had. De slager liet zijn knecht drie maal
per week de bestelling opnemen, die dan een
dag later keurig bezorgd werd. Eén maal in de
week kwam de kruidenier. En dan niet te vergeten
de olieventer, die vrijwel aan ieder huisgezin
één of twee maal per week petroleum leverde.
Dat waren zo de vaste leveranciers, maar dan
was er natuurlijk ook nog de brandstoffenhan-
delaar, die op gezette tijden het kolenhok vol
met kolen kwam gooien. En wie vis wilde eten,
zal dat menigmaal gekocht hebben van een vis-
venter die door de straat kwam en zijn komst
luide aankondigde met kreten als: "levendige vis".
Want vis moest wel bijna de kar uitspringen,
anders werd ze niet verkocht. En verder werd
alles wat te zwaar of te onhandig was om onder
de arm of op de bagagedrager van de fiets mee
te nemen, bezorgd. Wie had er ooit van "mee-
neemmeubelen" gehoord? Handkarren en bak
fietsen waren een vertrouwd beeld in de straat.
De postbode bestelde twee maal per dag de post.
Die voerde hij niet met zich mee in een handig
duwwagentje, maar in een degelijke leren tas,
die hij over z'n schouder droeg.
Maar behalve dat er van alles aan de deur werd
bezorgd, werd er ook van alles gehaald. Zo
kwam de vuilnisman, in een tijd dat we nog
lang niet zoveel afval produceerden dan van
daag de dag, twee maal per week het vuilnis
ophalen. Door middel van een ratel, die later
werd vervangen door een makkelijker te han
teren bel, kondigde hij zijn komst aan. De schil
len en het groenteafval werden door de schil-
lenman opgehaald. En dan was er de vodden
man, die zijn roep liet horen en vooral tijdens
de voorjaarsschoonmaak goede zaken deed.
Maar ook alles wat betaald moest worden werd
aan de deur geïnd. Zoals huur, verzekeringen, con
tributies, kwitanties, rekeningen en noem maar
op. Een huisvrouw liep dan ook vele malen per
dag naar de voordeur. Wie wegens ouderdom
of gebrek de deur niet meer uit kon hoefde in ieder
geval niet bezorgd te zijn, nooit iemand te zien.
En al die mensen, die dagelijks om den brode
lopend of per fiets (later ook wel per brom
mertje) langs de weg waren, kenden elkaar,
kwamen elkaar regelmatig tegen, spraken
elkaar en wisselden het nieuws uit. En zo kwam
het plaatselijk nieuws ook zonder de LOS de
huiskamer binnen.
En dan was daar ook nog de barbier, waar de
meeste heren zich 3 maal per week van de baard
liet ontdoen. Hier werd behalve het plaatselijk
nieuws ook "de toestand in de wereld" breed
uitgemeten. Geen wonder dus, dat mijn moeder
eens, toen mijn vader op zo'n "scheerdag" zonder
nieuws thuis kwam, in opperste verbazing op
merkte: "maar je bent toch bij de barbier geweest".
Getrouwde vrouwen waren huisvrouwen in die
tijd. De overheid hield geen gehuwde dames
in dienst en aangezien de overheid hier ter
plaatse de grootste werkgever was, kende Den
Helder, behalve vrouwen van middenstanders
weinig "werkende vrouwen". Maar in huis was
dan ook meer dan genoeg te doen. Echter, in
de jaren '60 begon het beeld te veranderen. Het
particulier autobezit begon aan zijn opmars.
Steeds meer apparaten maakten het huishou
delijk werk lichter. Vrouwen mochten en gin
gen ook buitenshuis werken. Het giraal be
talingsverkeer nam hand over hand toe. Eén
postbestelling per dag bleek voldoende te zijn.
"We bellen wel even"! En met al deze veran
deringen in de maatschappij veranderde ook het
straatbeeld. Inmiddels is er al weer een gene
ratie opgegroeid, die de situatie, zoals hierbo
ven beschreven, niet heeft meegemaakt. Alleen
de ouderen onder ons zullen er nog wel eens
met een beetje weemoed aan terugdenken.
Maar er is één ding verdwenen, waar waar
schijnlijk niemand om zal treuren, nl. de zgn.
"Wagen van Boldoot", die twee maal per week
de oplossing bood voor het menselijk "mest
overschot" en tijdens z'n rondgang ramen en
deuren deed sluiten.
ANS VORST-KOORN
109 In