terug naar Groningen, waar hij hoogleraar directeur werd aan het Kapteyn-instituut. Van 1975 tot 1981 was hij hoogleraar in Leiden. Na zijn emeritaat was hij wederom werkzaam aan het Kapteyn-instituut te Groningen. Ondertussen vervulde hij ook een belangrijke rol bij de oprichting van het Europese Zuidelijk Observatorium in Chili, dat gesticht was om de Europese ken nis van de sterrenkunde te bundelen, zodat men zich kon meten met die van de Ame rikaanse instituten. Adriaan Blaauw was er de wetenschappelijk directeur en werd in 1968 de tweede directeur-generaal. Tijdens die functie werd in Chili de grote telescoop (3,5 meter in doorsnee!) van de Europese samenwerkende sterrenwachten in ge bruik genomen. Adriaan Blaauw was geliefd onder zijn collega's door zijn evenwichtig karakter en zijn rustig optreden. Een geliefd bestuur der ook, mede daardoor. Hij gaf leiding op democratische wijze. Om die eigenschap werd hij gekozen tot president van de Inter nationale Astronomische Unie (1976-1979). Hij haalde er ook zijn Chinese collega's bin nenboord, die tot dan toe waren buitenge sloten, door met name de Amerikanen. Dat hij een aimabel mens was, heb ik per soonlijk mogen ervaren tijdens een van de jaarlijkse weekends voor amateur-sterren kundigen, waar ik telkens aan deelnam, in het Drentse Roden. Als afsluiting stond daar op het programma voor de zondagmiddag altijd een lezing door een beroepsster- renkundige. Op zekere keer zou professor Blaauw die voordracht houden. De zater- dagvond te voren, die we vulden met on derlinge kout, hoorde ik een late binnenko mer vragen:"ls de heer Booy hier aanwezig?" De aangesprokene wees mij aan en de late bezoeker stelde zich aan mij voor als "Adri aan Blaauw". Dat was een verrassing. Het gesprek wat we vervolgens voerden ging niet over ster renkunde. De professor vroeg of ik zijn ne ven Jacob en Jan Blaauw kende, die in Graft de boerderij bewoonden tegenover het raadhuis. Volgende vraag was hoe het met hen ging. Ik kon hem vertellen dat Jacob was overleden, maar dat Jan op zijn oude dag nog een opzienbarende ontdekking had gedaan doordat hij in zijn boomgaard de vermoedelijke afvalkuil van een pot tenbakker had opengespit. Hij had er kis ten vol scherven en metalen keukengerei uit opgediept. En ook heel en ongebruikt aardewerk, dat in de oven scheve oren of dito pootjes had gekregen, en derhalve als onverkoopbaar in de afvalkuil terecht was gekomen. Dat de professor rechtstreeks naar mij had gevraagd, kwam doordat ik wel eens iets had geschreven in het blad voor ama teur-sterrenkundigen wat hij ook las, even als onze"Chronyke", waarvan ik toen redac teur was. Piet Bommer, die mij recentelijk een aan tal gegevens verschafte, vond dat de pro fessor alsnog een "in memoriam" in ons clubblad verdiende. Dat vind ik ook. Hetgeen bij deze is geschied. Cor Booy 206

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

De Kroniek : Graft-de Rijp en Schermer | 2012 | | pagina 50