de hoogste maximumprijzen in de eco nomisch sterkste dorpen stonden Graft en De Rijp. Ten tweede, dat de hoogste prijzen opvallend geconcentreerd in de tijd zijn: de periode 1696-1710, net als de maximale aantallen korenmolens en inwo ners. Het doet denken aan de waarden van aandelen tijdens een beurshausse, die het hoogst zijn vlak voordat de zeepbel uiteen spat: de verwachtingen voor toekomstige winsten zijn nog hoog gespannen maar opeens blijkt dat de goede tijden voorbij zijn. De enige uitzondering is De Rijse Jon ker, waarvoor in 1847 nog een recordprijs werd betaald, maar liefst f 9.000. Deze uitzonderlijke prijs werd gemaakt tijdens de opvallende -maar kortdurende- be volkingsgroei op het Schermereiland rond het midden van de negentiende eeuw. De nieuwe eigenaar van De Rijse Jonker stond toen niet alleen in zijn verwachting dat er voor korenmolens weer goede tij den waren aangebroken. Een jaar eerder had men in Graft al een nieuwe koren molen gebouwd (1846, oostzijde van de Glopdijk). Toen die verbrandde werd bin nen enkele jaren een vervanger neergezet (1850, De Hoop, westzijde van de Glopdijk). En in De Rijp werd enkele jaren later (1853) hennepkloppersmolen De Reiger aan het Zuideinde omgebouwd tot korenmolen. Het afgaand tij werd niet gekeerd Toch kon deze tijdelijke opleving het voor de korenmolens afgaande tij niet keren. De in de loop van de achttiende eeuw ingezette waardevermindering van alle korenmolens (met De Rijse Jonker in De Rijp als enige uitzondering) bleef ook in de negentiende eeuw doorgaan. Dat wordt duidelijk als we de waarden per eeuw mid delen. Grafter korenmolen De Haan was in de achttiende eeuw gemiddeld f 4-337 waard, in de negentiende eeuw slechts f 2.000. De Hoop in Schermerhorn was in de zeventiende eeuw gemiddeld f 4.619 waard, in de achttiende eeuw f 2.515 en in de negentiende eeuw alleen nog maar de sloopwaarde. Bij De Dolfijn zien we een iets ander beeld: daar zette de waardever mindering wat later in: f3.669 in de zeven tiende, f 3.600 in de achttiende en f 1.000 in de negentiende eeuw. Met De Rijse Jonker is iets opmerkelijks aan de hand: dwars tegen al die veranderingen in bleef de waarde van de molen tussen 1664 en 1850 in grote lijnen constant: gemiddeld f 5.330 in de zeventiende eeuw, f 5.843 in de achttiende eeuw en f5.700 in de negen tiende eeuw. De sloop van concurrent De Rijse Joffer in 1761 zal er zeker toe hebben bijgedragen dat de economische positie -en daarmee de prijs- van De Rijse Jonker, vanaf dat moment de enige korenmolen in De Rijp, verbeterde. Maar dit kan toch niet het hele verhaal zijn want de waarde van de Grafter korenmolen De Haan daalde wel fors in de loop van de achttiende eeuw ondanks dat De Haan toen toch ook van z'n enige concurrent in Graft (korenmolen De Zeug) verlost was. Een verklaring zou kunnen zijn dat het inwoneraantal van De Rijp (1731: 2158,1742:1870,1795:1568) in die eeuw steeds zo'n twintig tot dertig procent hoger lag dan dat van Graft; dat zou heel goed het verschil uit hebben kunnen ma ken tussen een nog net rendabele en een verliesgevende bedrijfsvoering. Vergelijken we de vrijwel algemene prijs daling van de korenmolens van het Scher mereiland over de zeventiende tot en met de negentiende eeuw met het prijsverloop van de gruttersmolen (een rosmolen) van Graft, dan zien we een opvallend verschil. Voor die grutterij werd in de achttiende en negentiende eeuw juist meer betaald dan in de zeventiende eeuw. De concurrentie positie van deze grutter verbeterde vanaf 118

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

De Kroniek : Graft-de Rijp en Schermer | 2012 | | pagina 22