[ploots, plek] mar dat si altois sullen moghen malen, ende doen malen vrylike, war si wil len ....'Voor die laatste vier molens werd dus alleen de molendwang afgekocht en dat verklaart ook de aanzienlijk lagere be dragen die daarbij genoemd worden. Mo lendwang hield in dat de inwoners van een bepaald gebied rond de molen verplicht waren om al hun graan op die ene molen te laten malen. De vraag blijft wie in 1344 in Graft Zuid schermer (en die andere drie dorpen) de eigenaar van de korenmolen was. Om dat het ons niet logisch voorkomt dat de graaf de molendwang op zou heffen en tegelijk eigenaar van de betreffende mo len zou blijven, concluderen wij dat de molens van Oterleek, Oudorp, Koedijk en Graft Zuidschermer in 1344 al plaatselijk bezit waren, eigendom van de in het char ter genoemde tegenpartij: 'die ghemeene buren'. Tot die groep behoorde niet elke inwoner van Zuidschermer. Er was een be paalde financiële positie voor nodig, die iemand tot een 'swannot', lid van de 'swan- nofs'gemeenschap maakte. Het plaatselijk bezit van een korenmolen en het afkopen van molendwang zal ook niet hebben betekend dat 'die ghemeene buren' van Zuidschermer -laat staan een individuele 'swannot'- het recht hadden om zomaar een molen te plaatsen. Dat recht -het recht van de wind- bleef voorbehouden aan de landsheer en ging bij de vorming van de Republiek over van de Spaanse koning op de Staten-Generaal: alleen zij konden toe stemming geven om een molen te bou wen. Blijft de vraag waarom de graaf mo lendwang op zou (blijven) leggen bij een niet (meer) in zijn bezit zijnde korenmolen. Immers, zolang de graaf eigenaar was had hij direct belang bij molendwang omdat dat tot meer malen en dus tot meer in komsten leidde, maar hoe zat dat als een ander eigenaar van de molen was? Wij zien twee mogelijke verklaringen. De eerste is dat de molendwang een niet meer func tioneel overblijfsel was uit een tijd dat de landsheer eigenaar van de molen was. Een andere, meer aannemelijke verklaring lijkt ons dat de landsheer financieel voordeel had van molendwang omdat hij daardoor de eigenaar van de molen een hogere be lasting op kon leggen, bijvoorbeeld in de vorm van een hogere jaarlijkse vergoeding voor het windrecht. Bovenstaande verkoop en afkoop wer den voor de graaf geregeld door zijn rentmeester in Kennemerland en West- Friesland, Floris van Alkemade en diens opvolger Heyne Rode. Omdat Rode rent meester werd op 24 augustus 1343, stond er op die dag en mogelijk al jaren eerder een korenmolen in Zuidschermer. Een graaf op zoek naar geld - Met de verkoop en afkoop van zeventien molens in 1344 heeft graaf Willem IV (afbeelding 5) vermoedelijk geld willen verkrijgen voor zijn op handen zijnde veldtocht tegen de Friezen en de bevolking in het grensgebied gunstig willen stemmen. Dat de graaf geld nodig had, kan ook te maken hebben gehad met een door hem in 1343-1344 ondernomen bede vaart naar het Heilige Graf te Jeruzalem. 'Hij vertrok daarbij meteen bom duiten. Deze raakte hij echter vrij snel kwijt. Een deel van de kas verdween bij een beroving, van andere delen werd het meegereisde personeel betaald en ook werden veel ge schenken gekocht 108

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

De Kroniek : Graft-de Rijp en Schermer | 2012 | | pagina 12