teruggekeerd. Eind mei vertoonde Bern hard zich weer in De Rijp en wel zonder verlofpas. Burgemeester De Wit liet hem door de veldwachter aanhouden en naar het legerdepot in Haarlem overbrengen. Daar claimde hij de 35-jarige leeftijd te hebben bereikt. Onderzoek wees uit dat dit klopte en Bernhard Herman kon naar huis. Van de andere broer, Gerhard Joseph, weten we dat hij uiteindelijk een remplagant inhuurde, Jan Barends Schmitz. Veel geluk had hij daar overigens niet mee. Schmitz meldde zich op 27 augustus 1831 exclusief ransel en enkele andere uitrustingsstukken ter waarde van 16 gulden en 50 cent bij kapitein Bek te Gemert. Die had hij op zijn mars vanuit Haarlem door onoplettendheid verloren. Bek maakte er werk van en Gerhard werd verplicht het genoemde bedrag aan hem als compagniescommandant over te maken. Gerhard Joseph bereikte in februari 1833 de leef tijdsgrens waarna plaatsvervanger Schmitz ontslag kreeg. Besluit Uit de archiefstukken betreffende de mo bilisatie van de schutters in de jaren 1830- 1834 rijst vooral een beeld van kommer, ar moede en zware financiële lasten op. Maar bij dit alles mag niet worden vergeten dat er aanvankelijk brede steun en enthousi asme voor de campagne tegen België was. De propaganda draaide op volle toeren en Jan van Speijk werd alom als held vereerd. De collecte voor de ondersteuning van de achtergebleven gezinnen van de schut ters was met een opbrengst van 2.500 gulden in het armoedige De Rijp dan ook een groot succes. De warme vaderlands liefde schemert ook door in de gift van de Rijper Jan Kremer, die na de Tiendaagse Veldtocht een pakje verbandmateriaal en een halve gouden rijder aanbood voor de gewonden. Burgemeester De Wit stuurde deze gift door naar het Departement van Oorlog in Den Haag. Helaas duurde het door de koppigheid van Willem I allemaal erg lang. Daardoor namen de problemen aan het thuisfront snel toe. Een hele serie verzoekschriften aan de koning om de kostwinner, zoon die in het bedrijf niet langer gemist kon wor den etcetera naar huis te krijgen, was het gevolg. Burgemeester De Wit ondersteun de ze bijna steeds, al was het maar om de lokale armenzorg te ontlasten. Hij deed zelfs een goed woordje voor de ongehuwd samenwonende vrijwilliger Jan Nibbrig, ook nog vader van twee buitenechtelijke kinderen. Nadat diens verzoek om ver lof was afgewezen, schreef De Wit aan de Staatsraad-Gouverneur dat Nibbrigs situa tie in feite hetzelfde was als die van de wel netjes getrouwde vrijwilligers Leeuwangh en De Ruijter. Hij verzocht daarom of de Staatsraad toch nog iets voor Nibbrig bij het Departement gedaan kon krijgen. Anno 2011 is Van Speijk nog steeds een begrip, maar de achtergronden van zijn daad en de Tiendaagse Veldtocht zijn to taal vergeten. Onterecht, want in de lange periode tussen de Slag bij Waterloo van 1815 en de Duitse inval van mei 1940 was het de enige keer dat het Nederlandse le ger op een Europese slagveld werd inge zet. Bovendien had de strijd tegen België ingrijpende gevolgen tot in ieder dorp en gehucht toe, inclusief De Rijp, Graft en Beemster. Gelukkig bleef het aantal slachtoffers uit de genoemde gemeen ten beperkt. Er zijn geen berichten over gewonden of erger tijdens de gevechten. Maar helaas overleden wel twee Rijper schutters ver van huis en haard in het ves tingstadje Grave. In het verslag genoemd wordt de sergeant Jacob Kuiper. Te Grave bezweek op 2 mei 1831 ook nog Kornelis Hooiboer op 29 jarige leeftijd. Hij was ge boren te Graft, maar woonde in De Rijp en 29

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

De Kroniek : Graft-de Rijp en Schermer | 2012 | | pagina 29