bestaat nog steeds en loopt pal naast waar
nu Nieuwland 14 (vóór 1961, Keizerbuurt
304) staat. Met de bouw van het huis, in
de jaren dertig, veranderde de situatie; de
Keizerbuurt kwam hier dood te lopen op
eigen terrein, en werd als het ware een ver
geten stukje openbare weg. Het stuk tuin
óver het pad, naar de sloot toe, was over
turn en behoorde wél bij het pand. Eigen
lijk vanzelfsprekend, want het ligt in het
verlengde van de andere overtuinen. Ech
ter, na het bestuderen van het kadastrale
uittreksel kwam men er bij de gemeente
achter dat het paadje niet bij het erf hoor
de. De rekening hierop volgend was in feite
niet meer dan logisch. Zo kwam het dat de
bewoner van het pand, Jan de Jong Sr., het
pad dertig jaar nadat hij er kwam wonen,
alsnog moest kopen.
Verder over de Keizerbuurt
Keizerbuurt 12 (308). Volledig uit steen op
getrokken pand dat eigendom was van
Evert Beumer Sr., die er echter zelf niet
woonde. Het was dus in de verhuur, met
in de loop der jaren bewoners van aller
lei pluimage. Het was nog voor WO II dat
Rouke van der Werff en zijn vrouw Neeltje
er woonden. Ze dreven er een snoepwin
keltje, eerst in huis, en later in de schuur op
de overtuin. Kinderen gingen erheen voor
het zogenaamde'voor een cent van 't blad',
wat neerkwam op uitzoeken van een voor
af samengesteld blad met snoep. De zon
dagen trokken de meeste klandizie, maar
ik geloof niet dat dit voor hen het enige
middel van bestaan was, want van de ver
koop van ouwel, sliertdrop en zoethout,
kon de schoorsteen onmogelijk roken. Van
der Werffs vrouw overleed in 1942 en zijn
vertrek naar Alkmaar in datzelfde jaar, be
tekende het einde van het winkeltje.
De laatste bewoner, voordat het eind
zestiger, begin zeventiger jaren als eer
ste pand werd dichtgespijkerd, was Klaas
Veenman. In de wandeling meestal 'Pap
pie'of'Ouwe Pap'genoemd. Hij kwam van
de overkant, van de Lievelandsbuurt, waar
vandaan hij eind jaren veertig, samen met
zijn vrouw Elisabeth, de oversteek had ge
maakt. Ze kregen vier kinderen, onder wie
Klaas Jr., bijgenaamd Harree, en Adriaan,
die later zou uitgroeien tot een bekende
dorpsfiguur, ledereen, jong en oud, kende
hem als Hoedje. Arie was groot, zwaar en
immer op klompen. Staande langs de wa
terkant met hengel of totebel, had hij voor
elke passant wel een vriendelijk woord
over. Voor niet-generatiegenoten ging dat
meestal in de verkleinvorm. Lange namen
deden niet mee, en lastig te verkleinen na
men ook niet. Ik had wat dat betreft alles
mee en was steevast'Berkhoutje', of'Kras-
sie', en hij zal op anderen ongetwijfeld zijn
varianten hebben gehad.
Nou liet zijn gezondheid het ook niet toe
-hij was astmatisch en had behoorlijk last
van spataderen- maar Hoedje heeft zijn
werkdrift voor de buitenwereld altijd goed
verborgen weten te houden. Dit maakte
dat de Rijper volksmond zijn naam verbond
aan het imaginaire Arie Hoedje-fonds, voor
een ieder die zijn geld op een andere ma-
Keizerbuurt 306,307 en 308. Vroege jaren 50
182