beide handen om de deurkruk geklemd.
Door het achterraam zag hij hoe af en toe
een vis uit de kuip vloog en riep dan:"Stop-
pen, Arie, stoppen!". Maar Arie keek niet op
een karper meer of minder en scheurde
gewoon door. Dit lucratieve handeltje
heeft overigens niet lang geduurd; op een
dag moesten zij het vege lijf redden na be
dreigingen van de gevestigde marktkoop
lui, omdat zij vonden dat Arie en Nic'onder
hun duiven schoten'.
Woning Arie Roele, op de plek waar nu het
parkje is gelegen. Jaren 50
Arie was vrijgezel met trekjes die als
merkwaardig bestempeld konden wor
den. Zo werd bijvoorbeeld alles bij de deur
afgehandeld. Anders gezegd: hij liet nie
mand binnen in zijn huisje. Het waarom
had waarschijnlijk te maken met hoe het
er binnen uitzag. Je kon het er met een ge
rust hart 'rommelig' noemen, want al zijn
fuiken, netten en stokken bewaarde hij,
behalve buiten en in het schuurtje, ook in
de huiskamer. Later kreeg hij omgang met
een vriendin en woonde hij op Noordein
de. Het huis werd toen alleen nog maar
voor opslag gebruikt. In 1957 overleed hij
op 51-jarige leeftijd, en niet lang daarna
werd het huisje gesloopt.
Het tweede huis, met het topschot naar de
straatkant gericht, was Keizerbuurt 306.
Gaan we heel ver terug, naar ongeveer het
einde van de jaren twintig van de vorige
eeuw, dan komen we uit bij Jan Krijgs
man -bijgenaamd Harg- en zijn vrouw, als
bewoners. Cornelis Molenaar, of Cokkie,
zoals iedereen hem noemde, moest 'ome'
tegen hem zeggen en rond 1937 kwamen
hij en zijn vrouw BetjeTensen van de Lie-
velandsbuurt om de nieuwe bewoners te
worden.
Cok Molenaar was een verhaal apart. Hij
kwam wat moeilijk uit zijn woorden, maar
zakelijk stond hij zijn mannetje. Zo hield hij
zich in de oorlogsjaren bezig met de han
del in tabak, waar hij een leuk centje mee
bijverdiende. Andere tuinders leverden de
bladeren aan, zodat hij deze, op de grond
in de woonkamer, op grote stapels kon
laten fermenteren. Zijn reukorgaan moet
minder goed ontwikkeld zijn geweest
dan zijn handelsgeest want fermenteren
is een soort gistingsproces en de woon
kamer moet vergeven zijn geweest van de
stank. Na dit proces werden de bladeren
opgehangen om te drogen en op smaak
te komen. Officieel hoorde dat minstens
een jaar te duren, maar in de praktijk bleek
daar allemaal geen tijd voor. Het was oor
log, er heerste schaarste, en onder het
motto: als er maar rook uitkomt, nam men
toen genoegen met een mindere kwaliteit.
Cok vond het best en deed geen moeite
zijn klantenkring op andere gedachten te
brengen. Op een fiets met antiplof banden
en tassen vol rookwaar ging hij dan bij
voorbeeld naarVolendam en Hoorn.
Bij (D.)R.E.O. maakte hij furore als mid
denvelder, jeugdtrainer en later als
scheidsrechter. Het geluk mocht hem dan
op financieel en sportief gebied hebben
toegelachen, er was ook nog een rauwe
werkelijkheid: zijn vrouw Betje overleed
aan het einde van de oorlog, toen ze be
gin dertig was, en Cok kwam er alleen voor
te staan bij het opvoeden van hun zoontje
180