op de proppen. Van de verbazing op het gezicht van de belezen conrector, die het woord nog nooit gehoord had, kon hij in tens genieten. Het was trouwens ditzelfde voortgezet onderwijs dat er voor zorgde dat er zich een probleem voordeed in huize Berkhout: er moest gestudeerd worden en dat ging, naar al gauw bleek, niet beneden aan de eettafel. Daar was te veel afleiding en het alternatief -boven studeren- was door de piepkleine, gedeelde, en soms ijskoude slaapkamertjes, ook niet echt een optie. Stiekem werd al uitgekeken naar een gro ter onderkomen. Achteraf bleek mijn moe der de motor hierachter;zij had het na ruim tien jaar wel gezien 'in dat scheve ding'zo als ze zelf zei. Er was een minuscuul keu kentje met dito douche en één gaskachel die nooit het hele huis warm kreeg, terwijl centrale verwarming overal om haar heen in opmars was. Er moest dus verhuisd wor den. Naar de nieuwbouw, zoals dat toen heette. Toentertijd bijna een vies woord, terwijl je het nu amper meer iemand hoort zeggen. Waarschijnlijk omdat 'nieuw' een nogal relatief begrip is geworden; dit ge deelte van De Rijp staat er immers al weer bijna 50 jaar. Via Gervien -Thijs- Schipper, die zich in die dagen naast kleurmaker ook als make laar ontpopte, werd het huis verkocht aan Jaap en Loet van Leuveren en vertrokken wij, of misschien alleen ik, met pijn in het hart, naar een rijtjeshuis aan de Juliana- laan. De Keizerbuurt zoals het was Vanaf onze voormalige voordeur is het ei genlijk maar een klein stukje lopen om de wandeling over de Buurtjes voort te zet ten. Waar heden ten dage het kleine parkje met de grijsblauwe kunststoffen bankjes is gelegen, stonden vroeger twee woningen. Op de plattegrond is te zien hoe de situatie was rond 1955; met de huidige huisnum mers, en die van vóór de gemeentelijke omnummering van 1961, tussen haakjes erbij. De eerste woning stond helemaal op de hoek aan de linkerkant, komende vanaf het Nieuwland, en had als adres Keizerbuurt 305. Deze woning, die dwars op de straat stond was eigendom van Siem van der Heide Sr., die het in de verhuur had. Rond 1940 woonde Theo Nibbering er noodge dwongen omdat zijn tuinderij in geïnun deerd gebied stond. Maar begin 1941 ver trok hij naar Graft. Zodoende kwam het dat de volgende bewoner, Arie Roele, hier resi dentie kon gaan houden. Het was er klein, benauwd, en nog met bedstee. Het had een gruwelijk scheve vloer en ontbeerde verder elke vorm van luxe. Toch bleek het groot genoeg om in het begin van de oor log, ook nog een poos zijn broer Jo met vrouw en kinderen onderdak te bieden. Arie handelde in vee, lompen en me talen. Samen met Nico Molenaar, beter bekend als de Poolse Jood, vormden zij een twee-eenheid. Voor en tijdens WO II waren ze altijd samen aan het vissen in de Eilandspolder. Natuurlijk niet met een hen gel en het verhaal vertelt eigenlijk ook niet of ze dit überhaupt deden in de hoedanig heid van beroepsvissers. Wel is zeker dat Arie een Fordje had met een laadbak, waar precies een kuip inpaste, waar de bun van het vissersschuitje rechtstreeks in werd geleegd. Vol met levende karpers togen zij naar Amsterdam, naar het Waterlooplein, om ze daar voor een veel betere prijs dan hier, aan de man te brengen. Vooral aan Jo den, die karpers als een delicatesse zagen. Het verhaal gaat dat Arie goed wist waar het gaspedaal zat en als een dolle over de zeer slechte wegen scheurde. De Poolse Jood zat dan doodsbang naast hem met 179

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

De Kroniek : Graft-de Rijp en Schermer | 2010 | | pagina 5