Over een walvisbot uit de Eilands polder EN NOG WAT. UIT DE PEN VAN... DICK HOOIJBERG Toen ik mijn neef Sjouk Palsma onlangs sprak, vroeg hij mij of het grote stuk wal visbot nog in het museum aanwezig was. Ik kon dat inderdaad bevestigen. Hij ver telde mij dat hij dat had geborgen. Later dacht ik dat het misschien wel interessant zou zijn om te weten hoe zo'n bot nu in ons museum terecht is gekomen. Opschrift in het museum: Fragment kaak, gevonden omgeving de Rijp, herkomst Groenlandvisserij i7e eeuw. Het bot is slechts 1/5 deel van een wal viskaak en ligt in de bottenbak onder de trap. Sjouk vertelde dat, toen hij een jaar of twaalf was hij het altijd leuk vond om bij Piet en Aldert Siekman (in de volksmond de Siekmannen genoemd) te helpen bij diverse klusjes. Het waren markante Rij pers en je zag ze meestal in blauwe overall, op laarzen, want die verkochten ze zelf in de winkel, de pet scheef op het hoofd en rode zakdoek om de hals. Zij waren niet getrouwd en woonden samen met hun moeder op no. 63 in de Rechtestraat. Hun beroepen waren van zeer uiteenlopen de aard. Met hun drieën hadden zij een schoenmakerij en schoenenwinkel. Moe der deed de winkel, Piet was de schoenma ker en Aldert assisteerde hem. Er waren in die tijd, de vijftiger jaren, 3 schoenmakers in het dorp: Kees Heijnis, Daan Hoek en Piet Siekman. Tevens hadden de broers 15 koeien en wat kleinvee. De koeien stonden 's winters in de stal in de met de toepasselijke naam de Kalversteeg. Ter verduidelijking, dat is de steeg naast dr. Renkema. Naast het vee, dat weidde in de Eilandspolder hadden zij nog ongeveer 850 legkippen, welke op verschillende plaatsen in de polder liepen. De meeste eieren gingen naar de markt in Purmerend. Nu kom ik weer bij Sjouk terug, want hij hielp de Siekmannen onder andere met het schoonmaken van de smerige eieren. Even terzijde, de woorden smerig en vuil hebben dezelfde betekenis, behalve wan neer het een ei betreft. Want een vuil ei wil zeggen dat het een bevrucht ei is. Dus een 223

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

De Kroniek : Graft-de Rijp en Schermer | 2010 | | pagina 49