van een echt katholiek gezin met zoals dat
hoorde in die tijd, veel kinderen. Als laat
ste werd in 1921 Cor geboren en niet lang
daarna stierf moeder Veldboer. Zoals dat
vaak ging in die tijd kreeg de oudste, of de
op één na oudste dochter van het gezin
de taken van moeder toebedeeld. Zo ook
hier, want geld voor een huishoudster was
er niet.
In de jaren die volgden verlieten de
kinderen langzamerhand allemaal het
ouderlijk nest. In 1963 overleed de oude
Veldboer, en zoon Cor, bijgenaamd Conkie,
bleef in het huis wonen. Over deze Conkie
zijn nog wel een paar dingen te vertellen:
zo voetbalde hij op zijn zestiende al in het
eerste van (D.)R.E.O. en heeft hij op zijn
eenentwintigste, midden in de Tweede
Wereldoorlog, een tijd in Rusland gezeten.
Waarschijnlijk op vrijwillige basis, want als
hij was opgeroepen in het kader van de
Arbeitseinsatz had hij in Duitsland van de
trein gemoeten en niet een paar haltes
verder, in het Russische. Hij kwam af en toe
thuis met verlof, en is die periode zonder
kleerscheuren doorgekomen.
Cor was wat grof van bouw, en ook
wat betreft oren en neus was hij door de
schepper rijkelijk bedeeld. Dit maakte dat
hij in De Rijp niet echt als de meest begeer
lijke vrijgezel te boek stond. Vooral oudere
Rijpers zullen hem nog zo uit kunnen teke
nen: zijn gebogen, trage tred, de klompen
en het manchester jasje. Als gevolg van zijn
Russische avontuur noemden ze hem ook
wel de Tamme Rus', waarbij dat 'tamme'
vermoedelijk betrekking had op zijn hele
manier van doen. Hij was een aimabele
man zonder veel omhaal. Problemen ging
hij uit de weg en van zijn kant was er altijd
de bereidheid iemand de helpende hand
toe te steken.
Nadat hij vanuit Rusland weer op de Lie-
velandsbuurt was neergestreken had hij
vele baantjes. Werken was zijn lust en zijn
leven; op vakantie gaan was niks voor hem.
Zo zat hij in de ontginning van hetTwiske,
verdiende hij de kost als fabrieksarbeider
in de Zaan en werkte hij vooreen bedrijf op
de Hoogovens. Bij deze laatste werkgever
ging het goed fout: zijn voet werd verbrij
zeld onder het wiel van een treinwagon en
dat was meteen einde carrière. Eenmaal in
de WAO vond je hem veel in zijn moestuin
rechts naast het huis, maar in 1977 raakte
hij in het ziekenhuis te Purmerend, waar hij
op 56-jarige leeftijd overleed.
Zijn vrijgezellenbestaan had tot gevolg dat
het huis leeg achterbleef. Zijn nicht, ge
trouwd met Theo Rossenaar, kocht het en
zodoende bleef het in de familie. In 1979,
na een periode van verbouwen, was het
klaar om opnieuw bewoond te worden.
Een latere aanvraag om in de overtuin
een huis te mogen bouwen werd door de
gemeente niet gehonoreerd. Er was in het
verleden al eens een strook grond van de
overtuin verkocht en hierdoor kwam de
verhouding bebouwde en onbebouwde
grond in het gedrang. Na het vertrek van
de familie Rossenaar werden de laatste
Veldboer-banden met het huis verbroken
en kreeg het nieuwe bewoners. Het voor
tachtig procent uit hout bestaande pand,
met ook hier in de voorgevel het karakte
ristieke melkmeisje, staat er florissant bij.
Niet vreemd dat het aangewezen is als
Rijksmonument, het vierde en laatste op
de Buurtjes.
Dan Lievelandsbuurt 18 (322). Gaan we
terug naar de jaren dertig van de vorige
eeuw, dan komen we hier Klaas Veenman
weer tegen. Evert Beumer Sr. had het in de
verhuur en het was een komen en gaan
van bewoners. Eind jaren vijftig kwam
hierin een kentering. Het werd niet langer
verhuurd, maar betrokken door de oude
Beumer zelf. Deze overleed in 1960 en zijn
199